Verslag eenzame uitvaart #208

Eenzame uitvaart nummer 208
I.M. D.M. J.
Begraafplaats St. Barbara, vrijdag 2 september 2016
Dichter van dienst: Bernke Klein Zandvoort

Maandag, bij de uitvaart van het dood gevonden kindje bij de Sloterplas, neemt de koffiejuffrouw afscheid met de opmerking: ‘Ik zie u vrijdag weer.’ Ik vraag haar waarom. ‘Er staat een uitvaart ingepland met Stichting de eenzame uitvaart vraagteken,’ vertelt ze. ‘Ik weet van niks,’ geef ik terug, maar bij thuiskomst mail ik Bert Kiewik (de chef van de Dienst) of er inderdaad nog een uitvaart in de pijpleiding zit. Hij antwoordt de volgende ochtend bevestigend. Een uur later belt Van Bokhoven. ‘We hebben zo lang gewacht omdat meneer A. getrouwd is, zijn huwelijk is niet ontbonden, zijn vrouw woont in Soest, de huurovereenkomst is niet opgezegd, we hebben een briefje gestuurd maar ze reageert niet.’
Ook vertelt hij dat er naar alle waarschijnlijkheid nog een uitvaart aankomt, dat wordt dan donderdag, nog eerder dus, daar belt hij vanmiddag over terug. Ik zet twee lijntjes uit: Bernke Klein Zandvoort, die recent aangaf dat ze graag een gedicht voor een eenzame uitvaart wil schrijven, Bernke wint nipt, op snelheid.

Meneer A. woonde in verpleeghuis Tabitha, ook wel Jan Bonga genoemd, naar de gelijknamige straat in Amsterdam West waar het aan gelegen is. Daar is hij overleden, op 26 augustus, 66 jaar oud, als ik goed reken. Hij werd geboren op 1 december 1949. Hij had een bewindvoerder, dus werd financieel onbekwaam geacht. Daarnaast is er een mentor, mevrouw Van G., van haar kreeg ik een mobiel nummer. Haar heb ik geprobeerd te bellen, ze was niet bereikbaar. Het algemene nummer van het verpleeghuis heb ik vast gegoogeld. Ik bel met Bernke, leg haar uit wat er van haar verwacht wordt. Netjes aangekleed enzo. Ze geeft aan wel naar het verpleeghuis toe te willen gaan. Dat juich ik zeer toe. Ik sluit het adres van het verpleeghuis dan ook maar bij. Ik ben benieuwd.

De volgende middag mailt ze: ‘Ik vorder, maar met een vraag: vanochtend in het tehuis geweest, best heftig. De man z’n handen zaten los, (beet/ mepte/ kneep/ nagels in vel en andere vormen van agressief gedrag.) Een leven vol alcohol en drugs. Zijn dit soort zaken dingen die ik liever niet hardop zeg vrijdag? Natuurlijk vind ik in woorden een tussenweg, zacht en zonder verwijt. Vroeg me alleen af of er een vorm van ‘om de lieve vrede’ censuur is.

Ik antwoord dat het best persoonlijk mag. Dat in dat slaan, bijten, krabben natuurlijk ook zijn weerzin tegen het leven of zijn omstandigheden besloten lag. Het mag best hard zijn, zolang er maar met liefde wordt gesproken. Zoiets.

Op vrijdagochtend vroeg sleep ik toch drie muziekstukken naar mijn usb-stick, die de cd nu blijvend heeft vervangen. Kyteman, Intro. Een nummer van Dirk Polak, ex –Mecano, in het Frans gezongen, ik kan de titel niet meer achterhalen: de oorspronkelijke cd is ergens in mijn intuïtief geordende verzameling ondergedoken, de track is niet met internet verbonden, hij staat al jaren als ‘05 Track 05 8.mp3’ op mijn bureaublad, ik bewaar het nummer daar omdat ik het anders nooit zou kunnen terugvinden tussen de duizenden andere naamloze tracks in mijn ITunes bibliotheek. Een fraai uitgesponnen ballade met veel ‘Adieu’ erin en: ‘Ma vie est un carrousel, ma vie est une escapade aux cheval de bois, ma vie est exceptionel.’ Hij eindigt met ‘Salut. Salut.’ Om het dienstje straks te besluiten met een nummer van Bill Fay: Be at peace with yourself. ‘At the end of the day. Ain’t nobody else. Gonna walk in your shoes. Quite the way that you. So be at peace with yourself.’

Als de lijkwagen de begraafplaats opdraait, zie ik Bernke wat verlegen achter de auto staan dralen. Ik weet niet of ze op de fiets is, maar fiets of niet, het is raar om langs een lijkwagen te glippen, naar binnen, naar binnen. Zo’n auto, daar wacht je even op. Terwijl je ook voelt dat het eigenlijk netter of eerbiediger is om de dode voor de aula op te wachten. Maar dan moet je er langs. Wil je niet. Dat meen ik aan haar gezicht te lezen. Ik zou dat natuurlijk aan haar kunnen vragen, zoals ik aan Dirk zou kunnen vragen: waar komt die tekst vandaan? Is het een soort zelfgeknutseld Frans, zeg maar een taal die je half machtig bent, gewoon, wat mooie woorden achter elkaar aan, een metalied, als het ware? Dat zou kunnen.

Op een van de Mecanoplaten van jullie van lang geleden staat een herfstig stukje pianomuziek – het had iets van Chopin kunnen wezen. Het was gewoon een van de bandleden die juist was begonnen zichzelf piano te leren spelen en in de studio, tussen de opnames door, zijn nieuwverworven vaardigheid aan zijn bandleden wilde tonen, en gewoon zomaar wat improviseerde. En ze waren vergeten de bandopname stil te zetten en toen stond dat er dus per ongeluk op. Wil je ook niet weten. Het tekstje dat ik hierboven citeer is door mij ook min of meer fonetisch opgeschreven. Wat ik meen te horen. Dat ongeveer.

Raadsels, raadsels. Bernke vertelt hoezeer het verpleeghuisbezoek haar heeft aangegrepen. De omgeving. De sfeer. De gangen. De mensen. De verzorging. En dat ze in de drie jaar dat hij er woonde er nooit aan toekwamen om eens iemand op te bellen uit het telefoonklappertje dat hij had meegebracht, zo ongeveer het enige wat hij bij zich had. Drie jaar. Nooit bezoek. Hij had het grootste deel van zijn leven in Maastricht gewoond. Hij kende hier ook niemand.

Het kostte Bernke veel moeite om door te dringen tot iemand die iets uitgebreider met haar wilde praten. ‘Tsja, mensen gaan hier nu eenmaal dood,’ luidde het droge commentaar van een telefoonstem. Mijn eigen moeder heeft een tijdje in zo’n onheilsplek gezeten. We wisten niet hoe snel we haar daar weg konden halen. Nee, dat is niet waar, het is allemaal perceptie. ‘Het went wel, echt’ was toen het mantra dat ik ook voor mezelf voortdurend herhaalde. Dat had de mevrouw die mijn moeder verwelkomde gezegd.

We moeten naar binnen. Geen Van Bokhoven. Geen uiteindelijke vrouw. De uitvaartleidster gaat ons voor. We buigen voor de kist, ze wijst ons op rechts, ik besluit tot links. Bernke komt pal naast me zitten. Ook op links. Dat zit niet erg symmetrisch. Daar had wel een stoeltje tussen gemogen. De uitvaartleidster zet zich op rechts, dat compenseert een beetje. Maar dan wel weer een heel stuk naar achter. Zo worden we bekeken, natuurlijk. Nu ik dit schrijf vraag ik me af of de uitvaartleidster, teruggekeerd op kantoor, de recensie gaf: ‘Nou nou, die Starik kiest ze ook steeds jonger. En het was een mooi meisje hoor.’

Als een echtpaar, dat er verder niemand bij wilde hebben. De dragers zijn niet in de zaal komen zitten, weer niet, gisteren ook al niet. Maar toen hadden we de buurvrouw, het contrapunt. Nu hebben we niemand, niets. Had je maar wat aardiger moeten doen, tegen het personeel, dat voor je zorgde. Dat toch voor je zorgde, met je zuidelijk accent.

Meestal komen de dragers er wel bijzitten, als er niemand is. Vrijwillig doen ze dat niet. De uitvaartleider moet erom vragen. Het voorstel doen. Ik kan dat zelf ook. Dat heb ik niet gedaan. Dingen die je denkt of maar half dacht, en dan toch denkt. Men zou er nog filosofisch van worden. Drie eenzame uitvaarten in een week, en dan nog een van een oude vriend, en een lid van mijn extended family onderweg, het is misschien wat veel. Je moet er maar tegen kunnen. Genoeg getypt. Samenvattend. Trompetmuziek. Het gedicht.

*

na het meten van de derde tropische dag
stierf onder de oranje gloed van het zonnescherm
knieën hoog opgetrokken, het haar peroxidebleek
hij die meppen kon, prikte, beet
een man die ik in steekwoorden ken
een man uit Maastricht in Amsterdam

een hard leven, vol snel en snellere wegen
door de brede voorruit van je vrachtwagen
heel wat landen, heel wat witte strepen weggehapt
een ritme sneller dan je hartslag
cafés en korte nachten
en met die vaart ‘als ik oud word
ga ik naar Amsterdam’

nu sta ik in je kamer
en vraag me af
wat is een leven hard en snel?
twee uitgeknipte vrachtwagens
hangen op een parkeerplaats boven je bed
ik denk aan hoe op weg hierheen
losse letters samen W-E-S-T op de gebouwen flitsten
fast wi-fi, full gym gevelgroot op een hotel
Ready to Explore the City?

in plaats daarvan heb je hier
met een rotgang achteruit
je horloge, je schoenen en daaraan vast
steeds een ander stukje lichaam afgelegd
tot ook je woorden en gedachten
het laatste deel van de overdracht
de sleutels van je kamer ingeleverd

alles afgeladen, weggeruimd
je vrouw al jaren onbereikbaar
rond een ziekenhuisbed onder een zonnescherm
sijpelt een mikado van kinderstemmen
de eerste schoolweek binnen

*

Muziek, muziek. Op het naar graf. Onderweg zien we een mevrouw Nordic Walkend over de begraafplaats gaan. Gonna walk with your sticks, zing ik stiekem. Met zijn drieën wandelen we de ondergang tegemoet. De kist zakt heel diep. Een roos verdwijnt mee naar beneden. Mooi bloemstuk. Meneer kon het kennelijk betalen. We praten wat na. Over de toestand in verpleegtehuizen. Die uitvaart van maandag natuurlijk. Kom je toch moeilijk van los. Over de naderende vakantie van de koffiejuffrouw. Ze gaat naar Griekenland, Kreta, nooit eerder geweest. Wat wij allemaal van de wereld hebben gezien. Wat vrachtwagenchauffeurs van de wereld zien. Wegen. De koffiejuffrouw, ze gaat zich laten verrassen.

 

 

© voor gedicht: Bernke Klein Zandvoort
© voor verslag: F.Starik

+