Eenzame uitvaart nummer 198
Mevrouw M. A. S.
Vrijdag 11 december 2015, 10 uur, begraafplaats St. Barbara
Dichter van dienst: Jannah Loontjens
Ali Mahmood belt precies op de dag dat mijn telefoon en internetverbinding eruit ligt. Met als gevolg dat de telefoon wat halfslachtig overgaat en als ik opneem, de verbinding onmiddellijk wordt verbroken. Pas aan het eind van de middag komt hij op het idee mijn antwoordapparaat in te spreken, dan weet ik eindelijk wie er bij het privé-nummer dat me die dag zo frequent trachtte te bereiken hoort. En kan ik hem terugbellen met mijn mobiel. Ali vertelt dat mevrouw S. op 28 november door de politie dood in haar benedenwoning aan de Oranjestraat in Amsterdam West gevonden is. Ze lag op de bank. Daar moet ze ruim een maand gelegen hebben.
Haar kat leefde nog wel en is naar het asiel gebracht. Dat is het voordeel van een benedenwoning: het kattenluikje.
Beide ouders overleden, er is een broer, die er verder niks van weten wil. Dat heeft hij ook bij de politie aangegeven. Als Ali hem toch belt met de vraag of er nog andere familieleden zijn, ontsteekt hij in woede. Hij heeft toch al gezegd dat hij er niets mee te maken wil hebben? Nou dan. Maar meneer Mahmood houdt vol, hij moet die vraag nu eenmaal stellen, dat is zijn taak. Uiteindelijk antwoordt de broer dat er verder geen familie is. Hij had al twintig jaar geen contact meer met zijn zus, dat wil hij ook nog wel kwijt. Wat zich tussen hen heeft afgespeeld weten we niet.
Wat we wel weten is dat ze over een uitvaartverzekering beschikt, een piepklein saldo op haar bankrekening achterlaat, ze leefde van een uitkering.
Ik bel Jannah Loontjens, nog altijd mobiel, en geef haar de karige gegevens mondeling door. Ze woont er niet ver vandaan, ze belooft naar de woning te fietsen, misschien dat dat nog wat oplevert. En dat doet het. Een paar dagen later – mijn internetverbinding is inmiddels hersteld – mailt ze: ‘Gisteren fietste ik naar haar woning, waar ik haar bovenbuurman sprak. Kennelijk was zij een zeer lastige vrouw, die veel dronk en altijd klaagde over geluid en geregeld de politie belde omdat ze last had van haar buurman en zijn twee rennende kinderen…. Volgens buurman Ahmed, als ik zijn naam goed heb verstaan, was ze niet helemaal helder in haar hoofd. Hij is degene die de politie heeft gewaarschuwd toen het drie weken lang ongewoon rustig en stil was beneden hem.
Goed, nu het gedicht.’
Ik stuur Jannah een liedje van Adele, ‘All I Ask’. En een mooi stemmig op een bijna valse piano gespeeld instrumentaal nummer, ‘Russian Lullaby’, van de zusjes Martha en Lucy Wainwright. Een derde nummer dient zich wel aan, maar blijkt op de inmiddels korte termijn niet leverbaar.
Het wordt vrijdag, de regen houdt een uur voor ik moet vertrekken op. Half december, glimmende straten, een bijna lauwe wind, een winters ogend, nevelig park door, waar ik Ali tref, die gelijk met mij aan komt fietsen, we horen in de verte de klok van St. Barbara al luiden, dat betekent dat de lijkwagen al is gearriveerd; als we onze fietsen hebben weggezet zien we Jannah in gezelschap van Richard Degenkamp en twee uitvaartleidster bij de aula staan, waar de kist wordt uitgeladen. Zwijgend wachten we tot de toebereidselen zijn voltooid. Als de kist de aula in is verdwenen, schudden we handen en groeten elkaar. Ik overhandig mijn cd’s, de uitvaartleidster vult de collectie aan met een bescheiden Schumann pianostukje, dat op het hoesje als ‘langzaam, maar zeer uitdrukkingsvol’ wordt aangeprezen.
We gaan naar binnen, Russian Lullaby klinkt op, de uitvaartleidster vertelt voor wie we hier bijeengekomen zijn en geeft het woord aan Jannah. Ze spreekt.
*
Beste mevrouw Smit,
U lag op de bank. U heeft daar gelegen
vier of meer weken, zonder te bewegen.
Boven u renden kinderen van de buren
stampe stamp, stampe stamp, heen en weer.
Maar storen deed het u niet meer. Buiten woedde
de herfst, blies uw voortuintje kaal. Maar het kon u
niet meer deren. De kat liep in en uit, likte het kommetje
leger dan leeg, lag misschien tegen u aan,
leefde op muizen en sprak met u in kattentaal,
van kopjes en oogopslag, die u zo lang had verstaan.Op het bed in de voorkamer lag uw broek
glad gestreken klaar, en bleef daar maar. Even
levenloos als uzelf. Op de vloer uw stevige ronde
schoenen, als in verwachting van vertrek. Hoe konden
ze ook weten, dat u er eigenlijk al niet meer was.
Dat u omringd door uw vertrouwde spullen
liggend op de bank, zoals u daar wel vaker lag,
toch ook al vertrokken was. Gegaan zonder
op te staan, zonder gedag, nog even gebleven.
*
Adele zingt: ‘I will leave my heart at the door, I won’t say a word… They’ve all been said before, you know. So why don’t we just play pretend. Like we’re not scared of what is coming next or scared of having nothing left! Look, don’t get me wrong. I know there is no tomorrow. All I ask.’
De uitvaartleidster vraagt ons te gaan staan. Dat doen we. Schumann weerklinkt. De dragers komen naar voren. Even later staan we buiten. Het regent nog steeds niet, waar Buienradar beloofde dat het stipt om half elf elf weer zou beginnen.
Als de kist is gezakt, we ons schepje zand hebben geworpen en we terugwandelen naar de aula vertelt Ali dat het een prachtige vrouw geweest moet zijn, hij heeft een paar foto’s van haar in zijn dossier gestopt, echt een heel erg mooie vrouw. Jannah vertelt van haar ontmoeting met de bovenbuurman met de rennende kinderen, van het weinige dat ze door het raam van het interieur kon waarnemen, er hing luxaflex voor, half toegeschoven. Ze had twee bakjes in de kamer zien staan, helemaal schoon gelikt.
Arme kat.
© voor verslag: F. Starik
+