Vrijdagochtend. Van Bokhoven meldt dat er niet veel op te schrijven valt. Het betreft een negroïde man die op dinsdag 6 oktober uit het water is gehaald, aan de Jozef Israëlskade, ter hoogte van huisnummer 93. Leeftijd onbekend. Hij heeft heel lang in het water gelegen, weet Van Bokhoven nog te melden. Wat is heel lang? vraag ik. Heel lang, antwoordt hij.
Het wordt druk, weet hij erbij te vertellen. Bij de Dienst loopt een cameraman en fotograaf rond die huizen filmt en fotografeert van eenzaam gestorvenen, Van Bokhoven is van plan om bij hem thuis een serie op te hangen, van boven naar beneden, zo ziet hij dat voor zich. De fotograaf komt opnamen maken van de uitvaart, en ook de Forensische dienst zal iemand sturen om opnames te maken, mochten er ooit nog nabestaanden gevonden worden, dan kan men laten zien hoe dat laatste stukje is gegaan. En de rechercheur van bureau Van Leyenberglaan in Buitenveldert heeft ook aangekondigd zijn opwachting te komen maken.
Google: “Voorbijgangers zagen het lichaam rond 17.30 uur drijven in het water nabij de kruising met de Van Woustraat. Over de identiteit en de doodsoorzaak van het slachtoffer is vooralsnog niks bekend. ‘We hebben de zaak in onderzoek’, laat een woordvoerder van de politie weten. Volgens een getuige zou het gaan om het lichaam van een man. Het stoffelijk overschot is door duikers van de brandweer uit het water gehaald. In een tent langs de kant doet de politie onderzoek. In het water langs de kade werd in september 2014 ook al een lichaam gevonden. Eind augustus 2012 werd hier eveneens een lichaam aangetroffen.
En een dag later meldt AT5: “De man die dinsdag aan het einde van de middag in het water langs de Jozef Israëlskade werd gevonden is vermoedelijk niet door een misdrijf om het leven gekomen. Dit laat een woordvoerder van de politie woensdag weten. De man werd dinsdag door voorbijgangers gevonden in het water. Met hulp van de brandweer is het lichaam naar de kant gehaald, waarna de politie een onderzoek in kon stellen. Wie de man precies is, is nog niet bekend. Volgens een woordvoerder zal de identificatie van het slachtoffer waarschijnlijk enkele dagen in beslag nemen.”
Dat is alles.
Meer kom ik niet te weten. En Wim ook niet. Woensdag, net iets kouder dan gedacht. Aanfietsend zie ik de dichter van dienst bedaard voor me uit rijden, later deze middag zal hij opmerken dat mensen die het druk hebben nooit zullen zeggen dat ze het druk hebben, alleen mensen die het niet druk hebben klagen erover dat het zo druk is. Dat is de truc: wie alle tijd neemt, heeft die tijd gewoon bij de kladden. Als we aankomen, klingelt de klok van de begraafplaats en komt de grijze lijkwagen even bedaard aan, acht dragers staan voor de poort en nemen hun hoed af. Een filmploegje volgt de auto die statig het terrein opdraait.
We wachten bij de ingang, leunend op onze fiets, buiten het bereik van de camera’s de aankomst af. Dan zetten we onze fietsen in het rek, ik vergeet de mijne op slot te zetten. Ik laat de volledige toegang tot mijn leven aan het slot bungelen.
Als aangekondigd treffen we een paar rechercheurs, iemand van de gemeente die iets op de tv heeft gezien, een fotograaf van de recherche en één van het Forensisch Onderzoek, die haar taak in fluorescerende letters op haar jas draagt. Er is veel werk van gemaakt, zoveel is zeker. En buiten bij de poort een filmploegje, dat niet mee naar binnen zal gaan.
Meneer van Bokhoven vertelt dat hij voor deze gelegenheid zelf de muziek heeft uitgezocht. Iets met Pavarotti, het Ave Maria en nog iets instrumentaals uit de sector licht klassiek. Hij heeft voor de gelegenheid een glanzend zwart jasje aangetrokken.
Marijke, ook van de Dienst, vraagt wat ik aan muziek heb meegenomen. Ik laat haar zien wat ze vandaag niet horen zal. De uitvaartleider vraagt of hij het woord zal voeren en de dichter aan zal kondigen, maar dat hoeft niet van de dichter. Niet echt. Maar de uitvaartleider heeft er zin in, hij zal de dichter toch aankondigen. Goed, grijnst deze. Het wordt half twee, we gaan naar binnen. Muziek. Afgelopen. De dichter verheft zich uit het voorste bankje, terwijl de uitvaartleider zich naar voren haast. Bijna botsen de mannen op elkaar, dan laat de dichter zich terug in zijn bankje zakken. O ja. De uitvaartleider vertelt dat we hier bijeen zijn om een onbekende man te gedenken en hem naar zijn laatste rustplaats te begeleiden, met muziek, bloemen en woorden, dan geeft hij het woord aan de dichter. ‘Moet ik uw naam noemen,’ had hij gevraagd. ‘Nee, dat is niet nodig, ‘antwoordde hij.
Dan spreekt Wim Brands. ‘Ter herinnering,’ zegt hij. Dan volgt het gedicht. Hee, die regel van de bevriende dichter ken ik, die hangt ook echt langs de Kostverlorenvaart in mistig neon te gloeien, hij had me al gewaarschuwd, vertelde erbij: niet schrikken hoor. Ik zal je naam niet noemen. Later zal hij erbij vertellen dat hij, echt waar, dikwijls ’s ochtends vroeg als hij zijn hond uitlaat, een man in de Kostverlorenvaart ziet zwemmen, die als hij naar hem zwaait, doet alsof hij dat niet heeft gemerkt. De eerste keer dat hij hem zag, schrok hij: dreef daar nu een lijk? Nee, het lijk bewoog, het zwom. ‘Dat kan dus ook andersom,’ dacht hij, toen hij van de man in de Ruysdaelkade hoorde. Zo kwam hij tot zijn gedicht.
Het klikken van een fototoestel. Muziek. Geschuifel in de bankjes. Stilte. Meer muziek. De dragers komen naar voren, we gaan staan, nog voor de uitvaartleider het teken heeft gegeven met het verzoek om op te staan, we kunnen dat. De kist wordt geschouderd, naar buiten gedragen, naar die laatste rustplaats, de hele sliert bezoekers daar achteraan. Bij het graf wordt er nog even gezwegen, volgt het aanbod van het werpen van het schepje zand, meestal hebben we aan drie, vier schepjes wel genoeg, nu raakt de kist al aardig bedekt.
Bij de koffie wordt er nagepraat. Een van de rechercheurs vertelt dat de man voorover in het water was gevallen, half over een kabel heen, waardoor zijn hoofd onder water stak, verscholen achter een bootje. Hij heeft weinig hoop dat zijn identiteit nog bekend zal worden. Het forensisch onderzoek heeft weinig opgeleverd, zijn gezicht was te zeer aangetast om ook maar te overwegen daar een foto van vrij te geven, nee, de zaak is hopeloos vastgelopen. ‘Maar morgen zal AT5 nog eens aandacht aan de zaak besteden,’ laat hij opgewekt weten: ‘Zeg nooit nooit.’
Als ik wil vertrekken, zegt Wim: ‘Wacht even op mij. Ik moet mijn koffie nog opdrinken. Fietsen we samen op.’ Hij heeft zich een tweede kopje koffie laten inschenken, brengt zijn theorie dat een man die het druk heeft het niet druk mag hebben uitvoerig in praktijk. Even later vertrekken we alsnog, we maken een omweg door het park, fietsen langzaam, kletsen ons langzaam terug de wereld in.
© verslag: F. Starik.
Reacties zijn gesloten.