Eenzame uitvaart #71, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 71
Naamloos, doodgeboren kind
Dinsdag 13 februari 2007, 12 uur, begraafplaats St. Barbara
Dichter van dienst: Anneke Brassinga

Daags voordat ik het luchtruim kies, belt Van Bokhoven met een triest verhaal: een kindje, op 4 februari om 11.50 uur levenloos ter wereld gekomen in het Lucas Andreas-ziekenhuis, na een bijna voldragen zwangerschap van 33 weken, bijna acht maanden dus. Moeder, onverzekerd, illegaal, van Turkse afkomst, heeft het kindje maar geen naam gegeven. De Dienst heeft contact gehad met een kennis of familielid; die enig Nederlands sprak, middels die kennis heeft ze aangegeven niet bij de begrafenis aanwezig te willen zijn. Van Bokhoven laat weten dat de chef, Willem Kerstens, en het hoofd communicatie bij de uitvaart aanwezig zullen zijn. Anneke Brassinga toont zich onmiddellijk bereid om het gedicht te schrijven. Ik vraag haar om er een verslag bij te schrijven. Ook daarin stemt ze toe.

Als ik terugkeer uit de zon vind ik tussen de poststukken een met een elektrische schrijfmachine uitgetypt verslag en het gedicht. Mevrouw Brassinga gebruikt geen computer.
Ze schrijft: “Om half twaalf arriveer ik als eerste. Het is een grauwe, kille en winderige maar toch ook doodse ochtend. Om kwart voor twaalf stapt de uitvaartleidster uit haar metallic auto, ze is voor de eenzame uitvaart van dit doodgeboren meisje al even prachtig gekleed als bij de begrafenis van een nabij familielid van me- we herkennen elkaar. Dijker heet ze. Een tof mens. Samen lopen we voor de rouwauto uit als die bij het hek is aangekomen en we maken rondje om het plantsoen voor de aula. De heer Degenkamp, de beheerder van de begraafplaats, heeft de lampen al aangedaan. Mevrouw Dijker stelt voor dat we niet in de kerkbanken gaan zitten maar op vier gewone stoelen, links en rechts van het erg kleine kistje.

De heren Van Bokhoven en Kerstens zijn er ook al. We wachten nog een poosje in de deuropening of er nog iemand komt. Alleen de echtgenote van mijnheer Degenkamp voegt zich bij ons en gaat dan koffie zetten. De uitvaartleidster heeft een gekopieerde cd met kinderliedjes meegenomen, we kiezen ‘Berend Botje ging uit varen’ en ‘Slaap kindje slaap’ maar het lijstje bij de cd klopt niet dus er klinken als we allemaal rond het kistje zijn gezeten, heel andere liedjes. ‘Waar zijn je handjes gebleven, achter je ruggetje’ zo ongeveer. Smartelijk genoeg. Tussen de twee nummers door lees ik mijn gedicht. Zelf moet ik bijna huilen. Het graf is vlakbij, mevrouw Dijker draagt het kistje in haar armen en laat het samen met mijnheer Degenkamp, elk aan een kant van de kuil, naar de diepte zakken. We krijgen allemaal de kleine spade met een hand zand aangereikt, en allemaal strooien we het zand met de hand omdat het anders zo’n pijn zou doen, zo’n doffe plof aarde van de schep. Bij de koffie vertelt mijnheer Degenkamp dat hij al vanaf zijn derde op dit kerkhof woont. Zijn vrouw woont er pas 47 jaar, samen met hem. Hun zoon wordt volgend jaar als alles goed gaat de opvolger van zijn vader. Aldus genoteerd op 13 februari door Anneke Brassinga bij ontstentenis van Starik, die natuurlijk deerlijk werd gemist.”

Meisje
doodgeboren op 4 februari 2007

De moeder die jou droeg
zwerft in het onland, schimmenrijk
van duizenden hier ongewenst verklaarden.

Jouw kreet van geboorte
was haar een troost geweest misschien
en broze rijkdom, licht in donker

bestaan. Teloorgaan van leven
nog voor het is ontwaakt, wekt rouw
zo groot en zwaar als het leven zelf.

Je hebt geen zon gezien, geen naam
gekregen. Ik noem je Barbara,
naar deze grond die jou ontvangt.

Het woord betekent: vreemdelinge .
Maar al is hier alles vreemd voor je
gebleven, je blijft er geborgen en bewaard.

© 2007, voor gedicht en verslag: Anneke Brassinga