Eenzame uitvaart nummer 7 DEN HAAG
I.M. J. van G.
vrijdag 18 april, 14.00 uur, Oud Eik en Duinen, Den Haag
dichter van dienst: Ruth van Rossum
Er komen geen zware of hevige regels naar boven als ik een gedicht wil schrijven voor J. van G. Wel beelden van een joviale gebruinde man, in zon en zeebries slenterend langs een boulevard, lachend en pratend met een vrouw aan zijn arm. Zijn laatste jaren in Nederland zijn waarschijnlijk niet gemakkelijk geweest. Maar ik heb het gevoel – weten kun je weinig bij een eenzaam gestorvene – dat hij een man was die goede tijden kende en daarvan wist te genieten.
Ook bij het uitzoeken van de muziek wil het maar niet zwaar worden. Ik neem cd’s met klassieke muziek in handen en leg ze terug. Ik probeer muziek uit te kiezen met de sfeer van het land waar hij van hield en waar hij het liefst was: Spanje. Misschien zou ik hem het meest eren met Viva España van Imca Marina, maar dat wordt me te gortig. Ik ben tevreden met de uiteindelijke keuze.
Dinsdag 15 april werd ik gebeld door Gerard van Poelgeest van de gemeente Den Haag. De heer Van G. is op 14 april gevonden door de recherche. Hij lag toen al enige tijd onder aan de trap in zijn hofjeswoning. De begrafenis is op vrijdag 18 april, 14.00 uur op Oud Eik en Duinen. Er zijn twee halfbroers, waarvan één niet wist van zijn bestaan en de ander er niet van wil weten. Beide komen ze niet naar de uitvaart. De heer Van G. is geboren in Den Haag. Hij werkte en woonde in Spanje maar keerde jaren geleden terug naar Nederland. Uit de gegevens van de gemeente blijkt dat hij twee keer is getrouwd en gescheiden. Hij had geen kinderen.
Een buurman in het hofje heeft een stuk of tien katten. Eén daarvan delfde thuis in de strijd om het eten steeds het onderspit en kreeg daarom altijd te eten van de heer Van G. De kat vermagerde de afgelopen tijd sterk. Daaraan was – achteraf gezien – te merken dat er iets mis was. Dat vertelt Naïma, een levendige buurvrouw uit het hofje. Zij had wel contact met J., ze maakten een praatje of dronken een kop koffie. Dankzij Naïma krijgt J. wat meer kleur voor mij. Want wat weet je van iemand die alleen leefde, waar niemand meer over de vloer kwam, en die geen familie heeft? Wat kun je afleiden uit een interieur, uit een verzameling koekblikken? Je speculeert en vult in, maar de enige die het echt weet is er niet meer.
J. hield van planten, zijn tafel stond er vol mee en in het hofje had hij, tegen de achtermuur aan, een klein tuintje gemaakt. Daarin stond hij, als het lekker weer was, te werken, in zijn onderbroek en op blote voeten. Hij hield van de zon, de winters hier vond hij verschrikkelijk. Eigenlijk had hij zijn latere jaren in Spanje willen leven. Naïma denkt dat hij daar touroperator was of reizen begeleidde. Hij liet haar foto’s zien uit die tijd. Je kon zien dat hij vroeger een mooie man was. Hij kwam graag goed voor de dag en zag er altijd verzorgd uit. Hij hield van vrouwen, denkt Naïma. Hij maakte complimentjes en was attent, als ze jarig was deed hij chocola door de brievenbus of hij bracht haar bloemen of een plantje. Vanaf het moment dat hij darmkanker kreeg, ongeveer drie jaar geleden, ging het steeds slechter met hem. En op een gegeven moment hoefde het voor hem ook niet meer. Naïma denkt dat hij misschien van de trap gevallen is. Het halletje boven is piepklein, je stapt makkelijk mis, hij zag erg slecht maar was te ijdel om zijn bril te dragen. Vroeger zag ze nog wel eens mensen bij hem. Maar de laatste jaren kwam er niemand meer. Een hofje = intiem = mensen kennen elkaar, denk ik. Nee, zegt Naïma, het is eigenlijk net als in een flat, de mensen zijn op zichzelf.
Naïma zal de enige zijn die naar de begrafenis komt. Daarom heeft Gerard van Poelgeest toch maar een dichter opgeroepen. Zo’n meisje dat dan in haar dooie eentje in die aula zit, dat kan niet vindt hij. Ook Gerard zelf zal komen. Misschien denkt hij wel: twee van die meisjes in hun eentje in zo’n aula, dat kan niet. Ik vind dat wel ontroerend. Uiteindelijk zijn er vrijdag, naast Gerard, vier vrouwen: Naïma, een vriendin van mij, de uitvaartbegeleidster en ik. Passend vinden we dat achteraf, die vrouwelijke aanwezigheid voor een man die de aanwezigheid van vrouwen wist te waarderen.
Sober staat de kist voor ons, met twee grote kaarsen aan weerszijden. Het eerste muziekstuk is Hable Con Ella. Rustig maar ritmisch, orkest, cello, en Spaanse gitaar. Daarna horen we Tambor de Sequías, een lied van verlangen naar La Gomera, gezongen door een koor en twee mannenstemmen. Dan draag ik het gedicht voor dat ik heb gemaakt:
Flaneren
voor J. van G.
25 november 1938 – 14 april 2008Vrouwen met je groene vingers
beroeren, van hun schoonheid
drinken, geen jaardag vergeten.Onder palmen rusten, flaneren
bij schemer, in nacht naast haar
liggen, met zon jezelf omarmen.Een tuin hebben, hoe klein ook,
een tafel of een verloren meter,
met water begieten, verzorgen.Een indringer vinden, verliezen
nemen, er toch iets van maken,
tot men zegt: hij was erg alleen.
Ik leg het gedicht, met wat witte bloemen, op de kist. Daarna zingt Cesaria Evora met haar lage stem een mooi Besame Mucho. En tenslotte luisteren we naar de bolero Veinte Años van Omara Portuondo.
Na de muziek wordt de kist naar buiten gedragen. Wij lopen er achter, met z’n vieren naast elkaar. Het graf blijkt in de verste hoek van de begraafplaats te liggen. Het is een mooie wandeling. Vogels fluiten. Langs het pad geen wuivende palmen, maar de zon schijnt terdege. Bij het graf, op een zanderig veldje, draag ik Paradise Regained voor, van Hendrik Marsman. Ik vind dit een passend gedicht om de heer Van G. een goede reis te wensen. Zuidwaarts! Naïma zal voortaan voor de kat zorgen.
© gedicht en verslag Ruth van Rossum, 2008