JE KUNT JE OVERAL NEERLEGGEN OM TE WORDEN
GEVONDEN
Wat’s in je naam? Een roos zou even zoet
geroken hebben als zij niet roos geheten had.
Jij zou wel in een andere straat gevonden zijn
van alle hulp verstoken als niet in mijn stad
buiten het huis waar ik dan veilig binnen zat.
Een koude maart, de laatste sneeuw
valt langs de ruiten terwijl jij – einde
oefening in onzichtbaarheid – vlak bij
waar ik mijn boontjes dop crepeert,
je laatste adem zichtbaar maakt
en verdwijnt, daarbuiten.
We zouden hoe dan ook verbonden zijn
in de naam van mijn straat, aan jouw toevallig
eind. Jij koos een ander leven uit, verdween
in een nieuwe identiteit. Identiteit?
Je naam is maar een etiket
dat willekeurig op je lichaam zit gekleefd
en in de dood wordt afgeweekt.
Een alibi, de wet, een vals papier.
We zijn maar stempels in persoonsbewijzen.
We kunnen ons overal neerleggen om te worden gevonden.
Zelfs hier. We kunnen iedereen wel zijn.
Alsof we werkelijk bestonden.
Dit gedicht schreef Dichter van dienst F. Starik voor N.N.
De datum van deze uitvaart kunnen we op verzoek achterhalen.
Het verslag van deze uitvaart kunt u teruglezen in het boek Een steek diep
van F. Starik, Uitgeverij Nieuwe Amsterdam 2011.