Eenzame uitvaart #295, verslag

Vrijdag 7 maart 2025, 15:00 uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Joris van Casteren
Auteur verslag: Joris van Casteren

Ramadan

De overledene is een nog niet zo oude mevrouw van wie de identiteit, ondanks drie maanden politieonderzoek, waarbij ook Interpol werd betrokken, niet is komen vast te staan.

Mevrouw is mogelijk afkomstig uit Duitsland, heeft de politie laten weten. Ze woonde in bij een zekere Khalid. In de Soembawastraat in Amsterdam-Oost huurt hij een vervallen portiekwoning die binnenkort gerenoveerd zal worden.

Binnen schijnt het een smeerboel te zijn, want Khalid, die als ‘verward persoon’ te boek staat, zo krijg ik te horen, sjouwde heel veel naar binnen en maar zelden iets naar buiten.

*

In de avond van woensdag 18 december liet Khalid weten dat het niet zo goed ging met de mevrouw die bij hem woonde. Rond tien uur verschenen er agenten en ambulancemedewerkers in de woning. Ze troffen mevrouw levenloos aan, temidden van Khalids krioelende rotzooi.

Omdat er vaker trammelant was geweest tussen de twee – enkele maanden eerder dreigde mevrouw tijdens een ruzie uit het raam te springen – werd direct opgeschaald. Forensisch rechercheurs snelden toe, Khalid ging voor verhoor mee naar het bureau. Daar sloeg hij voornamelijk wartaal uit.

In het appartement vond een sporenonderzoek plaats, wat bemoeilijkt werd door de aanwezigheid van ongedierte: ratten, muizen, kakkerlakken en duiven. Pas om twee uur ’s nachts werd de boel vrijgegeven en kon het lichaam worden geborgen.

Aanvankelijk werd gedacht aan moord. Van Team Uitvaarten kreeg ik te horen dat het lichaam van mevrouw zou worden begraven op het zogenoemde politieveldje, dat zich helemaal achterin op begraafplaats St. Barbara bevindt. Eerder begroef ik daar de romp van een vrouw die later bleek toe te behoren aan een kapster uit Soest die door haar man om het leven was gebracht.

Nadat het lichaam in het gerechtelijk mortuarium in het VU Ziekenhuis was onderzocht concludeerden de specialisten dat er hoogstwaarschijnlijk toch sprake was van een natuurlijke dood. Khalid gold niet langer als verdachte, al bleef het laakbaar dat hij geen medische hulp had ingeschakeld.

Wat de zaak nog merkwaardiger maakte was dat niemand wist wie mevrouw was. Volgens Khalid had ze geen naam, als ze een engel zou ze uit de hemel zijn neergedaald, verklaarde hij onder meer.

In de weinige kledingstukken van mevrouw werden enkele pasjes gevonden. Uitgegeven in Duitsland, helaas zonder foto. De pasjes stonden op naam van verschillende personen. Weken waren de rechercheurs zoet met het nagaan van die mogelijke identiteiten. Uiteindelijk kon geen ervan met zekerheid aan mevrouw worden toegeschreven.

Uiteraard was dna-materiaal bij haar afgenomen. Het profiel werd door allerlei databanken gehaald, zonder resultaat. In de buurt werd navraag gedaan. Niemand wist wie de gedrongen, kortharige, sjofel geklede, Arabisch ogende mevrouw was die tussen de veertig en zestig jaar oud moet zijn geweest.

*

Op een dinsdag in maart begeef ik me naar de Soembawastraat. Omdat mevrouw eerder uit het raam dreigde te springen veronderstel ik een bovenwoning maar het adres dat ik kreeg opgegeven blijkt zich op de begane grond te bevinden. Het raam staat op een kier, ik hoor muziek.

Geen Arabische muziek, eerder iets Aziatisch. Ik klop aan, een reuzevriendelijke Chinese mevrouw doet open. Ze komt uit Venlo, het is daar net carnaval geweest, ze mist de hartelijkheid van de mensen enorm.

Haar kinderen hebben een restaurant in Amsterdam geopend, als ik het goed begrijp, daarom is ze hier naartoe gekomen. Woont zij thans in bij Khalid? Met grote ogen staart ze me aan. Welnee, Khalid woont hierboven, op driehoog. Bij hem zou ze nooit gaan inwonen, met zijn huisgenote, fluistert ze, is het niet goed afgelopen.

Ik bedank de vriendelijke Chinese mevrouw en druk op de bel van driehoog: geen gehoor. Op tweehoog wordt wel opengedaan, dat wil zeggen: iemand komt de trappen af want de ouderwetse deuropener is al jaren stuk.

Het is een meisje van een jaar of achttien. Ik mag wel even meelopen, geen enkel probleem. Ze woont hier met haar moeder, Surinaamse van geboorte, die wel het een en ander weet over de bovenburen.

In de keuken hangt een wolk van stoom, de moeder is bezig met een ingewikkeld gerecht. Ze zegt dat de bovenbuurman niet thuis is. ‘Voor de aardigheid moet u maar eens even boven gaan kijken,’ zegt ze.

Per trede neemt de stank in het armzalige trappenhuis toe. De voordeur van driehoog is half ingetrapt. Provisorisch is de boel vergrendeld met een hangslot.

Op de gehavende deur is met plakband een zeer merkwaardig, handgeschreven briefje bevestigd. ‘Vriend, hou alstublieft met dat brood op, het is niet van mij,’ staat er in blauwe blokletters.

Een van de buren gooit dat brood op straat, aldus het schrijven. Niet hij, Khalid, terwijl hij er wel de schuld van krijgt. ‘Je moet uitzoeken van wie dat brood is. Ik ben diervriendelijk maar dat wil niet zeggen dat al het brood op straat is van mij.’

*

Bij de Surinaamse mevrouw en haar dochter heeft zich een gezette witte meneer met volle baard gevoegd. Hij woont op éénhoog en wil ook graag het een en ander kwijt.

Khalid had ooit een restaurant, dat vertelde hij althans aan de buurman. Tevens zou hij beheerder zijn geweest van een inmiddels verdwenen website waarop stond hoe moslims zich horen te gedragen.

Volgens de buren was het leven aan de Soembawastraat goed totdat Khalid arriveerde, een jaar of vijftien geleden. Hij beschouwde zichzelf als een soort profeet. ‘Vanuit zijn geloof denkt hij allerlei goede dingen te doen,’ zegt de buurvrouw.

Maar voor hen pakte de heilige handelingen erg nadelig uit. Khalid had geen baan. Als hij in de moskee was geweest stroopte hij de stad af, op zoek naar spullen die naar zijn idee nog bruikbaar waren.

Hij wilde die spullen aan de armen schenken, zei hij. Maar de armen hadden geen behoefte aan rommel dus hoopte de boel zich in steeds grotere hoeveelheden op in de woning.

Op een keer kwam hij aanzetten met een volière. Halverwege het trappenhuis kwam het gevaarte vast te zitten, niemand kon er nog langs. Het ding moest in stukken worden gezaagd, op z’n balkon plakte Khalid de delen met ducttape weer aan elkaar.

Tegen de buren zei hij dat het de heilige plicht was van elke moslim om duiven te voeren. Dat deed hij al een hele poos, vanaf z’n balkon; de drek droop langs de achtergevel naar beneden. De volière, zei Khalid, was dus ook in hun belang, het zou veel meer meer hygiène bieden.

Het oude, soms beschimmelde brood dat hij de vogels voerde haalde hij op bij bakkers in de buurt, met zakken vol keerde hij terug. Als het zelfs voor zijn gevoel te druk werd op het balkon wierp hij het aan de voorzijde van z’n uitpuilende verdieping op straat, hoewel hij dat altijd ontkende, zoals ik op het briefje heb kunnen lezen.

Volgens de buurman strooide hij niet alleen met brood. Ook slachtafval, afkomstig van islamitische slagers, werd door hem op straat geworpen. Een hond van een paar portieken verderop zou zijn overleden na consumptie van een stuk bedorven schapenpens dat een hele poos in de bosjes had gelegen. ‘Khalid ontkende het,’ zegt de buurman, ‘maar iedereen wist dat hij het was.’ Het deerde hem overigens niet dat de hond dood was want honden zijn volgens zijn geloof onrein.

Op een keer werd hij door handhavers betrapt met een geit. ‘Die had hij vermoedelijk bij de kinderboerderij gestolen,’ zegt de buurman. Met de geit liep hij door de Molukkenstraat, het was in de tijd van het offerfeest. De buren waren blij dat de geit voortijdig werd onderschept. ‘Wie weet wat hij ermee van plan was geweest.’

Ze hadden ze al diverse meldingen gedaan bij de woningbouwvereniging toen het incident met de geit plaatsvond. De huismeester was al eens gekomen, net als een buurtmanager, iemand van het stadsdeel en een wijkagent. ‘Niets hielp, het werd alleen maar erger.’

*

Behalve dieren verzamelde Khalid ook mensen. Het begon met een zekere Nordine, die aan lager wal was geraakt. Khalid meende zich over de dakloze man te moeten ontfermen.

Nordine mocht in het berghok slapen, dat zich op de vierde verdieping bevindt. In mum van tijd hingen er allerlei schimmige figuren rond in het trappenhuis, de vierde verdieping fungeerde als gebruikersruimte.

Op een dag was de potige buurman van éénhoog het zat en werkte hij iedereen er uit. Om te voorkomen dat het gespuis opnieuw bezit zou nemen van het berghok dwong hij Khalid maatregelen te nemen.

Khalid vulde de ruimte met een aantal fietswrakken, afkomstig uit zijn woning, zodat niemand er nog in kon. Deze ijzeren barricade ligt er nog steeds. ‘Dat is zijn manier van problemen oplossen,’ zegt de buurman.

*

De onbekende mevrouw spoelde hier een jaar of drie geleden aan. Ergens in de stad liep Khalid haar tegen het lijf. Uit barmhartigheid nam hij haar mee, of uit eigenbelang, want voor het eerst, roken de buren, werd er gekookt op zijn verdieping.

De onbekende mevrouw was ontzettend schuw, als ze de buren tegenkwam in het trappenhuis maakte ze zich klein om hen te laten passeren. Pas na een poosje durfde ze gedag te zeggen. ‘Ze had een bang, beverig stemmetje,’ zegt de buurman.

De Surinaamse onderbuurvrouw probeerde een praatje met haar te maken. Dat was erg lastig want ze sprak, afgezien van de taal waarin ze communiceerde met Khalid, vermoedelijk Berbers, alleen een heel klein beetje Duits.

Soms zagen ze haar op straat. Ze liep op slippers, schoenen had ze niet. Zo slofte ze door de Javastraat, op zoek naar goedkope ingrediënten voor het avondmaal.

Het viel hen op dat de onbekende mevrouw de laatste maanden in slechte gezondheid verkeerde. Ze was zeer kortademig, zegt de buurvrouw. ‘Het kostte haar zowat een uur om boven te komen.’ De buren vermoeden dat ze niet naar een huisarts durfde omdat ze niet over geldige papieren beschikte.

Toch zijn er een poosje maatschappelijk werkers over de vloer geweest, die ook het een en ander in gang probeerden te zetten. Tot Khalid er genoeg van had en hen de toegang weigerde.

De ruzies namen toe. Regelmatig zette Khalid haar de deur uit, de onbekende mevrouw sliep dan onder een dekentje in het trappenhuis, voor de deur van de buurman van éénhoog.

Als de buurman ’s ochtends naar zijn werk ging stond ze razendsnel op om plaats voor hem te maken. Opnieuw deden de buren meldingen, onder meer bij de woningbouwvereniging, opnieuw gebeurde er helemaal niets.

Een monteur die op driehoog aanklopte voor de periodieke keuring van de cv-ketel en direct rechtsomkeert maakte, zou de kwestie eveneens hebben aangekaart. Maar ook die melding strandde bij een van de instanties.

Bezorgd fietste de buurman van éénhoog dagelijks van het werk naar huis. Zou het huizenblok in de Soembawastraat nog wel overeind staan? Al drie keer was er brand uitgebroken in het propvolle keukentje omdat de onbekende mevrouw het aangekoekte gasfornuis aan had laten staan.

*

Begraafplaats Sint Barbara, vrijdagmiddag 7 maart. Ik laat het eerste deel van Alban Bergs vioolconcert spelen. Berg schreef het voor de overleden dochter van Walter Gropius en Alma Mahler en voorzag het van de opdracht ‘To the Memory of an Angel’. Dan lees ik het gedicht voor, dat ik vanwege de korte aanlooptijd tussen melding en uitvaart zelf schreef.

Twee en halve maand lag het lichaam van de onbekende mevrouw in de koeling van het VU/Medisch Centrum, als we de kapel uitkomen schijnt de zon fanatiek. De rolbaar hobbelt over het grind naar de sectie met algemene graven.

Hier liggen de overledenen per drie begraven, een ondergronds appartementencomplex. Ze komt bovenop te liggen. Als er alsnog een identificatie volgt, en eventuele familie of nabestaanden haar elders willen begraven of cremeren kan ze eenvoudig worden gelicht, zonder de grafrust van anderen te verstoren.

*

Een paar dagen later ben ik weer in de Soembawastraat. Voor de woning tref ik Khalid, hij is sleutel van het hangslot kwijt. Naast hem staat een zak met brood. Zijn ogen schieten alle kanten op, hij maakt een jachtige indruk.

Hij denkt dat ik een spion ben, wat in zeker zin klopt, en zal voor me bidden. Ik vraag naar de onbekende vrouw, hij zegt dat ze geen naam had en dat ze uit de hemel kwam vallen. Maar ze was geen goede moslim.

De onbekende vrouw droeg geen hoofddoek en bad niet, daar gingen de ruzies volgens hem vaak over. Hij mist haar wel. ‘Wie gaat er voor mij koken?’ Ze is nu een van de vogels, hij belooft haar gul te zullen voeren. Na zonsondergang, want het is ramadan.

Joris van Casteren.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *