Maandag 20 januari 2025, 10:00 uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Daniël Vis
Auteur verslag: Joris van Casteren
Blauwe Pietje
Tegen buurvrouw Muller zei meneer G. dat hij arts was geweest. In de jaren tachtig stuurde het Rode Kruis hem naar Afghanistan. Daarna zou hij onder meer ook in Cambodja hebben gezeten. Allerlei verschrikkelijkheden maakte hij mee.
Tien jaar geleden betrok hij de huurwoning op éénhoog aan de Moerdijkstraat in Amsterdam-Zuid. Mevrouw Muller, onder hem op de begane grond, was net gepensioneerd. Ze had in het ziekenhuis gewerkt, op een administratieve post, en was onder de indruk van wat hij allemaal vertelde.
*
Meneer G. had weinig spullen, de verhuizers waren in een half uurtje klaar. Hij klopte aan en vroeg of hij haar telefoon mocht gebruiken, die van hem was nog niet aangesloten.
Degene die hij belde nam niet op. Vervolgens vertelde hij over de ellende in Afghanistan en Cambodja. Z’n lange grijze haar stond alle kanten op, alsof hij onder stroom had gestaan.
Ze was blij met deze welbespraakte arts die zoveel had meegemaakt. De vorige huurder, een ‘bipolaire’ mevrouw die mannen ontving, had jarenlang voor overlast gezorgd.
*
Maar meneer G. had ook z’n eigenaardigheden, daar kwam ze snel genoeg achter. Hij hing geen gordijnen op, het licht bleef de hele nacht aan. Ze hoorde hem boven haar rommelen als ze in bed lag.
Van de overburen, die jonge kinderen hebben, vernam ze dat hij rondliep in zijn nakie. Dat kon zo niet, ze sprak hem er op aan. In de beging had ze nog gordijnen liggen, best een mooie set, die mocht hij van haar hebben.
Meneer G. reageerde verontwaardigd. Hij had helemaal geen gordijnen nodig! De volgende keer, ze zag hem bij de supermarkt, deed hij ineens opmerkelijk aardig.
Daarna was het weer een lastpak. De woningbouwvereniging zou eindelijk hun blok komen verduurzamen, mevrouw Muller en meneer Hedvat, de uit Iran afkomstige buurman op tweehoog, keken daar al jarenlang naar uit. Meneer G. lag op allerlei manieren dwars, hij wilde absoluut niet dat er iemand bij hem binnenkwam.
Die wispelturigheid, dacht ze, kwam vast van de afschuwelijke oorlogen waarin hij als redder van mensenlevens verzeild was geraakt. Vermoedelijk had hij een of ander syndroom opgelopen.
*
De ouders van meneer G. waren trouwe kerkgangers en nogal burgerlijk. In 1945 kregen ze een zoon, de oudere broer van meneer G., die zelf op 25 juli 1947 in Amsterdam ter wereld kwam. Ze woonden eerst in Amsterdam-West, verhuisden toen naar Osdorp.
Vader G. werkte tot aan z’n pensioen bij het Gemeentelijk Energiebedrijf (GEB), moeder deed het huishouden en zorgde voor de jongens, die erg opstandig waren. Ze luisterden naar popmuziek en hielden er ideeën op na die de ouders niet erg zinden.
Het waren knappe jongens om te zien. Ze hadden felblauwe ogen en lang blond haar dat ze weigerden te laten knippen, tot ergernis van de moeder die zich schaamde voor de buren.
Om een onderbeet te camoufleren was op jonge leeftijd bij beiden een kaakcorrectie uitgevoerd, waarbij het gewricht moest worden gebroken. De oudere broer herstelde daar goed van, meneer G. hield er juist een overbeet aan over. Z’n leven lang had hij last van wat hij z’n centenbak noemde.
*
De broer ontvluchtte het benepen milieu zodra hij kon. Hij ging naar Parijs en Ibiza en speelde in een band. Hij leefde onstuimig maar wist zich altijd wel te redden met tijdelijke baantjes.
Meneer G. probeerde z’n broer te imiteren. Slecht voorbereid vertrok hij naar Egypte en vervolgens naar Israël, waar hij in de buurt van Eilat z’n intrek in een kibboets nam.
De coöperatieve discipline die in de kibboets heerste bleek niet goed bij hem te passen. Al snel waren de andere idealisten z’n drukke praatjes zat. Z’n broer kwam naar Israël om hem te bemiddelen.
Na afloop deed meneer G. alsof het een groot succes was geweest, maar intussen zat hij werkeloos bij z’n ouders in Osdorp op de bank. De broer werd aangenomen bij een landelijke krant en mocht over de hele wereld popsterren interviewen.
In Osdorp klaagden de ouders over de slonzige kleding van hun jongste zoon. De vader dwong hem een elektrotechnische opleiding te volgen, in de hoop dat de jongen in z’n voetsporen zou treden.
Meneer G. schijnt de opleiding te hebben voltooid maar anders dan hij later op hoogdravende toon beweerde heeft hij nooit ook maar ergens een stopcontact bevestigd. Liever zat hij met de hippies in het Vondelpark of experimenteerde met lsd.
Zijn ouders gooiden hem het huis uit, na een zwerftocht langs vage vrienden bemachtigde hij een bouwvallige verdieping aan de Amstel, boven een garage. Het stonk er naar afgewerkte olie maar hij was blij met z’n stek.
*
Meneer G. kon ontzettend goed dansen, z’n pezige lijf leek dan wel van elastiek. Op een happening in Amstelveen ontmoette hij een wonderschone vrouw. Ze was klein en verlegen. Ze had iets Aziatisch en sprak zacht. In alles was ze compleet anders dan hij.
Hij achterhaalde het adres van haar appartementje in Hilversum. Tot haar verbijstering verscheen hij daar onaangekondigd. Via de regenpijp klom hij naar binnen.
Ze vormden een wonderlijk stel, een levend kunstwerk, vanwege alle contrasten. In het Amsterdamse uitgaansleven werden ze een bekende verschijning. Ze walgde van de petroleumlucht maar trok bij hem in.
Een kennis uit de kroeg hielp hem aan een baan bij verzekeraar Delta Lloyd. Daar mocht hij polissen schrijven, die te literair werden bevonden. De discipline die een kantoorbaan vergt bracht hij niet op, vlug was hij weer vertrokken.
Hij zou medicijnen gaan studeren, ineens wist hij het zeker. Als arts naar arme landen gaan, dat was pas echt de wereld verbeteren. Na een voorbereidend jaar aan de universiteit gaf hij er alweer de brui aan.
Een poosje werkte hij als kok, tot het restaurant hem ontsloeg. Andermaal deed hij een beroep op z’n broer, die goed kon leven van het interviewen van rocksterren en het verslag doen van concerten.
Meneer G. vond dat hij veel beter kon schrijven dan zijn broer. Het was dus geen enkel probleem hem af en toe een beetje te helpen met zo’n krantenstukje. Bijvoorbeeld als er twee optredens op dezelfde avond waren. Dan nam hij de plaats in van z’n broer en leverde kopij aan.
Het schrijven van meneer G. was ook heel behoorlijk. Na het huwelijk met z’n vrouw, dat wat hem betreft louter om belastingtechnische redenen was voltrokken, waren ze met een oude auto naar Rusland gereden. Hij schreef er een komisch verhaal over dat in een vakantierubriek van een krant werd geplaatst. Het zou de enige publicatie blijven die onder zijn eigen naam verscheen.
*
In 1975 raakte z’n vrouw zwanger, meneer G. schrok zich een ongeluk. Hij wilde geen kind en beweerde dat het van een ander was. Terwijl z’n vrouw, anders dan hij, absoluut niet promiscue was.
Zij wilde juist een kalm en keurig leven. Dat lukte niet met meneer G. als partner. Na de moeizaam verlopen geboorte van het dochtertje was hij bij vlagen zorgzaam, doorgaans ging hij de hort op en kwam beschonken thuis. De hele nacht pafte hij sjekkies die hij rolde met één hand.
Na drie jaar vol drama en gedoe ging zijn vrouw er met het meisje vandoor. Ze woonden in kraakpanden en vonden ten slotte een reguliere woning. Het zinde meneer G. niet dat ze zomaar vertrokken, tegelijkertijd was hij blij met de herwonnen vrijheid.
Voor z’n dochter interesseerde hij zich nauwelijks, de ex wilde ook niet dat hij hen bezocht. Toch dook hij af en toe in haar leven op. Toen ze zes werd kwam hij onverwachts aan met twee cadeaus: een speelgoedaap en een koekoeksklok waar op het uur een Tirols poppetje uit tevoorschijn kwam.
Hij leefde er maar een beetje op los en belandde in de bijstand. Z’n broer hielp hem nog wel eens, op een keer mocht hij voor een habbekrats meezingen in een achtergrondkoortje.
Op feestjes werd hij belachelijk gemaakt, vaak als gevolg van z’n eigen gedragingen. Omdat hij zoveel dronk schonk z’n broer op een keer een glaasje spiritus voor hem in en noemde hem blauwe Pietje.
In 1985 won hij een half ton in de loterij. De compact disc was aan een opmars bezig, meneer G. besloot het bedrag te investeren in nog te ontwikkelen machines die cd’s konden kopiëren. Het werd een flop, hij verloor al het geld, tot verbijstering van z’n ouders, die kort na het fiasco overleden.
Hij zette het op een drinken en belandde in een kliniek. Daar ontmoette hij een nieuwe vriendin, die eveneens was opgenomen. Ze zwoeren de drank af en vertrokken naar Drenthe, waar hij het kalmer aan zou gaan doen.
*
De vriendin vond hem te heftig en vertrok, alleen bleef hij achter in de stille rijtjeswoning in Zuid-Laren, waar de mensen hem als een vreemde vogel beschouwden.
In 2002 stierf z’n beroemde broer aan een hartstilstand, volstrekt onverwacht. Voor de crematie kwam hij naar Amsterdam. Impulsief besloot hij dat z’n dochter, 27 inmiddels, met hem mee moest gaan.
Als ene helft van een kunstenaarsduo had zij inmiddels wat faam verworven. Hij achterhaalde haar adres, een krap appartementje aan de Amsterdamse Commelinstraat, en belde aan. Overweldigd ging ze met hem mee. Meneer G. droeg een regenboogjasje en had twee verschillende schoenen aan.
Op straat kregen ze ruzie. Z’n dochter reageerde boos toen hij geërgerd vroeg waarom ze nooit naar hem op zoek was gegaan. Terwijl zij dacht dat hij allang dood was, omdat hij al die jaren niks van zich had laten horen.
In een rouwcentrum in de buurt van Artis, waar de drukbezochte plechtigheid plaatsvond, stelde meneer G. zijn dochter op vrolijke toon aan iedereen voor. Dat werd in combinatie met zijn kledingkeuze als ongepast ervaren. De dochter, die in al die jaren ook geen contact had gehad met haar familie van vaderskant, maakte zich uit de voeten.
Hij vond dat zij hem in huis moest nemen, met Drenthe was hij klaar. Zij peinsde daar niet over, waarop hij verbolgen het contact verbrak. Een poos later, hij ontving inmiddels aow, slaagde hij er in de huurwoning aan de Moerdijkstraat te bemachtigen.
*
Daar zette gestaag het verval in. Niemand wilde hem nog kennen, hoewel er kortstondig nog iets met een vrouw uit de buurt zou hebben gespeeld. Ook haar spelde hij heroïsche verhalen uit zijn verleden op de mouw, die doorgaans slechts een zeer kleine kern van waarheid bevatten.
Alsmaar verder trok hij zich in zichzelf terug. Hij ging nergens naartoe, behalve naar de supermarkt. Met hetzelfde tasje in dezelfde kleding sjokte hij door de Moerdijkstraat. Volgens buurvrouw Muller zag hij eruit als een gier.
Zij probeerde hulp te bieden, net als buurman Hedvat, die op het laatst boodschappen voor hem deed. Melk en aardappelpuree, maar ook dat hield hij niet meer binnen. De huisarts kwam, meneer G. weigerde naar een verzorgingshuis te gaan. Voor maatschappelijk werk deed hij de deur niet open.
De verwarming loeide in zijn woning, het was er vijfentwintig graden en nog had hij het koud. Buurman Hedvat zei dat hij kleren aan moest trekken, meneer G. zei dat dat teveel jeukte, hij kreeg er uitslag van. De woning was een rommeltje, toch probeerde hij wat op te ruimen, met kerst vroeg hij buurvrouw Muller of zij stofzuigerzakken voor hem wilde kopen.
Vrijdag 3 januari zag buurman Hedvat hem op de grond liggen, de voordeur stond op een kier. Meneer G. mompelde dat hij dood wilde, niets had nog zin. De ambulance kwam, en een ladderwagen van de brandweer, waarmee hij op een speciale brancard uit het raam werd getakeld.
In het ziekenhuis probeerde hij z’n dochter te bellen, midden in de nacht. Het was een anoniem nummer, ze had geen idee dat hij het was. 5 januari stierf hij, graatmager en uitgeput, 77 jaar oud.
*
Begraafplaats St. Barbara, maandag 20 januari. Een grauwe, grijze dag. Ik laat nummers van The Beatles, Rolling Stones en Pink Floyd draaien. Volgens de schoonzus, die niet wilde komen maar wel wat vertelde, zou meneer G. dat enorm waarderen.
De dochter meldt zich de volgende dag. De brief van Team Uitvaarten is te laat bezorgd, met dank aan de post. Ze denkt niet dat ze zou zijn gekomen als de brief op tijd was geweest. Het is goed, zegt ze als ik haar later in de week spreek in haar atelier in Weesp, dat het ging zoals het is gegaan.
Joris van Casteren.