Eenzame uitvaart #271, verslag

Vrijdag 27 mei 2022, 10.00  uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Sasja Janssen
Auteur verslag: Joris van Casteren

Las Vegas

We begraven vanochtend een zeer dikke man. De vier dragers die bij de toegangspoort staan te wachten vragen zich bezorgd af waarom ze niet met z’n zessen zijn. ‘Dit kost me m’n rug,’ zegt drager Leen, zelf evenmin slank van gestalte.

De overledene weegt ruim tweehonderd kilo, hij ligt in een aangepaste kist in de zilvergrijze Mercedes die ik in de verte op de Spaarndammerdijk zie staan. De chauffeur moet nog even wachten want begraafplaatsmedewerker Richard van Sint Barbara, zojuist pas op de hoogte gesteld van de afwijkende kist, is met de spade het graf aan het verbreden.

De dragers vragen of ik help met tillen, dat is uiteraard geen probleem. Terwijl we daar zo staan merkt Leen op dat de aangepaste kist waar de man in ligt een bakkerskist wordt genoemd, omdat bakkers in de regel wat gezetter zijn.

Het is niet eens de grootste kist die het uitvaartcentrum op voorraad heeft. ‘We hebben ook nog het villamodel,’ weet Leen. In de loop van zijn carrière als kraai heeft hij die gigantische kist die niet in alle rouwauto’s past slechts eenmaal mogen tillen, met zeven anderen.

Het betrof een mevrouw die bij haar overlijden een gewicht van driehonderdvijftig kilo had bereikt. Leen kende haar, ze kwam wel eens in de kroeg bij hem op de hoek. De vrouw was rank als een den geweest maar moest vanwege een slopende ziekte bijnierschorshormonen slikken waardoor ze langzaam veranderde in een waterballon.

Daar is Richard, hij glimt van het zweet. Leen maakt een gebaar, de Mercedes komt in beweging. Voor de aula stapt de chauffeur uit en opent de klep. Richard haalt de rolbaar tevoorschijn, met vereende krachten krijgen we de kist op z’n plaats.

Leen vraagt zich af of we geen klapband zullen krijgen. Om de helling bij de ingang te kunnen nemen gaan we eerst een stukje achteruit, met net voldoende vaart bonken we over de drempel. Ik ben opgelucht als het gevaarte zonder ongelukken tussen de zes brandende kaarsen in de kapel staat geparkeerd.

*

In de kist ligt meneer P., hij was pas 51. Op vrijdag 6 mei werd hij onwel op straat. Z’n imposante maar volkomen verloederde verschijning zakte als een pudding in elkaar. Het was in de buurt van de Haarlemmerweg, waar hij naar verluidt in de bosjes sliep.

Iemand belde een ambulance, het voorval trok een hoop bekijks. Meneer P. paste niet goed op de brancard, twee omstanders schoten te hulp. In het ziekenhuis in Amsterdam-West werd een infectie aan zijn voet geconstateerd.

Hem werd gevraagd of iemand van zijn opname op de hoogte moest worden gesteld. Meneer P. zei in het Engels dat ze een zekere Nikki moesten bellen. Hij had twee nummers van haar, ze woonde in de buurt van het Westerpark. Nikki werd gebeld maar nam niet op, de nummers waren en zijn afgesloten.

Het komt voor dat iets dat niet dodelijk zou hoeven zijn toch dodelijk is, want twee dagen later was meneer P. overleden. Hij had een Pools identiteitsbewijs bij zich, verder niets.

Meneer P. stond nergens ingeschreven, de politie informeerde bij de Poolse ambassade. Daar konden ze niet één familielid van meneer P. vinden, het was een merkwaardige zaak. Wel viel uit de systemen op te maken dat hij een poos in Gdansk had gewoond, waar hij aan diverse onderwijsinstellingen Engelse les zou hebben gegeven.

Drie jaar geleden was hij bij een vechtpartij betrokken geweest. Hij had enkele rake klappen uitgedeeld, het slachtoffer lag zeven dagen in het ziekenhuis, en was toen op de vlucht geslagen. Met foto en al stond hij op een lijst met gezochte personen.

*

Met hulp van een Poolse vriend kom ik erachter dat meneer P. weliswaar in Polen is geboren, op 15 september 1970, maar dat zijn ouders toen hij vier jaar oud was via het toenmalige West-Duitsland naar de Verenigde Staten vluchtten. Het communistische juk werd afgeworpen en ingeruild voor de oneindige geneugten van kapitalistische vrijheid. Het gezin vestigde zich in Bradley Beach, New Jersey, iets ten zuiden van de stad New York, waar spoedig hun tweede kind, meneer P.’s jongere broer, werd geboren.

De vader van meneer P. was interessant voor de Amerikanen. Hij had gediend in de luchtmacht van het Poolse leger, vanwege die kennis en kunde boden de Amerikaanse strijdkrachten hem een strategische positie aan bij de militaire inlichtingendienst.

In zijn vrije tijd schreef de vader boeken over glorieuze momenten uit de Poolse historie, onder meer over het bloedbad van Katyn, waarbij de geheime dienst van de Sovjet-Unie ruim vierduizend Poolse officieren vermoordde.

Hij liet de boeken op eigen kosten drukken en trachtte ze onder de Poolse gemeenschap in de Verenigde Staten te verspreiden. Het huishouden en de zorg voor de twee zoons kwam exclusief voor rekening van de moeder.

*

Meneer P. en zijn broer gingen naar Ocean Township High School in het naburige Oakhurst. Ze leerden goed maar blonken bepaald niet uit in sport, vertelt een vroegere kennis van het gezin die ik met hulp van contacten in de VS weet op te sporen.

Tot ergernis van de vader, die er als militair een fitte levensstijl op nahield, lieten de broers zich het snelle Amerikaanse voedsel uitstekend smaken. Het Mexicaanse restaurant waar meneer P. op zijn zestiende als oproepkracht in de keuken was gaan werken ontsloeg hem toen bleek dat een deel van de bestellingen niet op het dienblad maar in zijn maag belandden.

Het ging niet goed met de moeder. Anders dan haar echtgenoot, die van meet af aan een echte Amerikaan wilde worden, voelde ze zich ontheemd. Ze miste het Polen, waar haar ouders in stilte begraven waren, en greep steeds vaker naar de fles.

Het huis in Bradley Beach was een puinhoop, in 1986 vroeg de vader een echtscheiding aan. Op luchtmachtbasis Nellis, in de woestijn van Nevada, kwam een betrekking vacant. De vader solliciteerde en vertrok met de zoons naar Las Vegas. Daar bereikte hen het trieste nieuws dat de moeder in een afkickkliniek was overleden.

*

In 1995 studeerde meneer P. met matige cijfers af in de geesteswetenschappen aan de universiteit van Nevada. Tijdens zijn studie was hij vooral geïnteresseerd in statistiek, de kansrekening in het bijzonder. Na het behalen van zijn diploma besloot hij in het Four Queens casino in Las Vegas, hij kwam er toch al regelmatig, als croupier aan de slag te gaan.

Omdat hij zelf ook van een gokje hield was het casino geen ideale werkomgeving voor meneer P. Na zijn dienst nam hij plaats aan de speeltafels en joeg zijn salaris er doorheen.

Zijn vader greep in en bezorgde zijn onstuimige oudste zoon een baan als data-analist op de luchtmachtbasis. Zelf werkte de vader daar intussen niet meer, vanwege een hartaandoening was hij met vervroegd pensioen gegaan.

Deze hartkwaal was geconstateerd nadat hij bij een bizar ongeval betrokken was geraakt. De vader van meneer P. wachtte in een bank op een bank zijn beurt af toen een vrouw die de macht over het stuur had verloren dwars door de gevel het pand binnenreed, met een hartverlamming bij hem tot gevolg.

Voortaan moest hij rustig aan doen, wat absoluut niet lukte omdat hij zowel tegen de vrouw als tegen de bank – de pui was volgens hem ondeugdelijk – een rechtszaak was begonnen: het cardiale ongemak, en daarmee het einde van zijn militaire carrière, was volgens hem door het merkwaardige ongeluk veroorzaakt.

De procedure die de vader op de rand van bankroet bracht sleepte jaren, zijn eisen werden telkens afgewezen. In het jaar 2000 overkwam hem een fatale attaque. De zoons waren ziedend.

De broer van meneer P., die ook een poosje op de luchtmachtbasis had gewerkt maar een carrière in de bokssport prefereerde, stortte zich in de zwaargewichtklasse roekeloos op veel betere tegenstanders. Tijdens een van de gevechten liep hij hersenletsel op. Hij begon warrig gedrag te vertonen, hing rond op straat met de verkeerde personen.

Meneer P. werd een soort mantelzorger, zijn analistenwerk leed eronder, ten slotte werd hij ontslagen. Hij nam allerlei tijdelijke baantjes aan, was onder meer vrachtwagenchauffeur, winkelbediende en kapper, maar kon de hypotheek op het huis van de vader waar hij met zijn broer was blijven wonen ten slotte niet langer betalen.

*

In die hopeloze omstandigheden, vertelt de kennis, smeedde meneer P. een onzalig plan: de kluis in het Four Queens casino kraken. Als oud-werknemer kende hij de weg. De buit, redeneerde hij, zou een compensatie vormen voor het onrecht dat zijn vader was aangedaan.

In het voorjaar van 2006 heeft meneer P. zijn slag proberen te slaan. Hij werd op heterdaad betrapt door een oud-collega die ondanks een fikse afranseling alarm wist te slaan.

Zonder buit is meneer P. er vandoor gegaan. Uit gegronde vrees voor een lange gevangenisstraf nam hij het vliegtuig naar Polen. Omdat hij over een Pools paspoort beschikte kon hij er aanspraak maken op sociale voorzieningen.

Thuis had hij Pools leren spreken, het was minder perfect dan zijn Engels. Een technische hogeschool in Gdansk zocht een docent Engels, hij solliciteerde en werd aangenomen.

Hij leerde een Poolse kennen die zwanger van hem raakte. Toen het jongetje werd geboren was de relatie alweer voorbij. Het is onduidelijk of ze elkaar ooit hebben gezien, op het Facebookprofiel van meneer P. wordt geen gewag gemaakt van de jongen.

Aan de technische hogeschool is meneer P. jarenlang les blijven geven. Om zijn inkomsten op te krikken hield hij zich ook met duistere zaakjes bezig, laat een van zijn Poolse Facebookvrienden weten, een zekere Wojtek.

Het zou om cannabishandel gaan, om die reden kwam meneer P. regelmatig in Nederland. Volgens Wojtek stuurde hij geld naar zijn broer in de Verenigde Staten. De voormalige bokser zwierf op straat of verbleef in psychiatrische klinieken.

In 2020 vernam meneer P. dat zijn eveneens zwaar obese broer in een inrichting in Las Vegas aan de gevolgen van hartfalen was overleden. Omstreeks diezelfde tijd vond in Gdansk de vechtpartij plaats.

Meneer P. week uit naar Amsterdam. In stadsdeel Westerpark, valt af te leiden uit oude Facebookberichten, huurde hij een kamer. De kamer zou van de mysterieuze Nikki kunnen zijn, ik heb de nummers gedraaid, ze doen het nog steeds niet.

*

In de aula van Sint Barbara laat ik onder meer het stabat mater spelen van de Poolse componist Karol Szymanowski (1882-1937), die op tournee ging in de Verenigde Staten en daar zeer succesvol werd.

De rolbaar laat diepe sporen achter in het grind. Bij het verbrede graf til ik met de dragers de bakkerskist op de hydraulische graflift. Voor Richard de boel piepend en krakend naar beneden laat zakken vat ik het wonderlijke leven van meneer P. in enkele zinnen samen en pinkt Leen een traantje weg.

Joris van Casteren.