Woensdag 19 mei 2021, 10.00 uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Mark Boog
Auteur verslag: Joris van Casteren
De Reus uit Buiksloot
Meneer K. is dood, vier weken ligt hij onopgemerkt in zijn huis aan de Orteliusstraat in Amsterdam-West. Afgezien van een onvermoeibare schuldeiser is iedereen hem vergeten.
Terwijl het omvangrijke lichaam van de 53-jarige meneer K. ontbindt – hij was ruim een meter negentig en bepaald niet slank – laat een gerechtsdeurwaarder namens woonstichting De Key een aangetekende brief bezorgen.
Dinsdag 25 mei om tien uur ’s ochtends dient meneer K. bij de Rechtbank Amsterdam aan Parnassusweg te verschijnen. Het is vanwege een huurschuld aan de vorige woning, aan de Loenermark in Amsterdam-Noord, waar meneer K. tot een jaar geleden woonde.
*
De huurschuld is gering. Na een vast dienstverband van jaren, meneer K. was beveiliger bij Trigion en kwam probleemloos rond, raakte hij in 2018 zijn baan kwijt. Daarbij speelde volgens een maatschappelijk werker van het Leger des Heils het overlijden van zijn moeder, in juli van dat jaar, een rol.
Hij verscheen niet op haar uitvaart en begon warrig gedrag te vertonen. Broers of zussen had hij niet. Zijn vader, brugwachter van beroep, is in 2005 overleden.
De maatschappelijk werker van het Leger des Heils hielp hem met het aanvragen van een uitkering. Na aftrek van huur en vaste lasten bleef er amper iets over dus klopte hij bij de voedselbank aan. Een vreselijke nederlaag, stelt de maatschappelijk werker: meneer K. hield niet graag zijn hand op.
Een goedkopere woning zou uitkomst bieden, die werd gevonden toen in het voorjaar van 2020 de eerste corona-golf Nederland bereikte. Het verhuisbedrijf voor mensen met een krappe beurs dat de maatschappelijk werker voor hem had ingeschakeld stelde de klus vanwege het gevaar op besmettingen uit; noodgedwongen hield meneer K. de huur van de woning aan de Loenermark nog twee maanden aan, terwijl die aan de Orteliusstraat al was ingegaan.
*
Meneer K. groeide op in het Floradorp, een volksbuurt aan de rand van de Banne Buiksloot te Amsterdam-Noord. Hij bezocht de Dorus Rijkersschool aan de Kofschipstraat. Een briljante leerling was hij niet, voetballen kon hij als de beste.
De gymleraar formeerde een schoolteam, hij werd gevraagd als laatste man. Hij was veel groter dan de rest, niemand passeerde hem ongeschonden. Ze noemden hem De Reus uit Buiksloot, als hij opstoomde richting middenlijn ging er grote dreiging van hem uit.
In 1979 werd het team schoolvoetbalkampioen van Nederland. Dat was, schreef een verslaggever van huis-aan-huis-blad De Noord Amsterdammer, grotendeels zijn verdienste: ‘De Reus uit de Buiksloot legde van twintig meter aan voor een droge knal in de uiterste hoek en de keeper van de ploeg uit Kerkrade kon de gang naar het net maken: 1-0.’
In Amsterdam-Noord wachtte hen een heldenontvangst, het Floradorp stond op z’n kop. Op een versierde vrachtwagen werden de spelers rondgereden, begeleid door een drumband en een majorettekorps. Vervolgens was er een receptie bij burgemeester Wim Polak.
In stadion De Meer mochten ze vanaf de eretribune de wedstrijd Ajax-FC Twente bekijken, meneer K. ging op de foto met Ruud Krol en Simon Tahamata. Het jaar daarop werd de Rijkersschool derde, in de halve finale kopte De Reus uit Buiksloot in de laatste minuut nog op de lat.
Ondanks de gemiste kans op verlenging, dat ene verlies, was er opnieuw een huldiging. De spelers kregen een quartz horloge en gingen een dagje naar pretpark Slagharen.
*
Meneer K. ging naar scholengemeenschap Jan Cornelisz. de Rijp, deed er lager economisch en administratief onderwijs (leao), legde in 1985 legde examen af. Drie jaar later was hij in bezit van het vakdiploma beveiligingsbeambte.
Hij kwam in dienst bij Falck Beveiliging. Profvoetballer worden, velen hadden er op aangedrongen, hoefde van hem niet meer. Vanaf de zijlijn bleef hij de sport met belangstelling volgen.
Binnen verschillende internetgroepen mengde hij zich in voetbaldiscussies. Sommige van zijn niet altijd even accurate berichten zijn nog terug te vinden. Zo meldde hij op 26 december 2003 dat de dagelijkse sportjournaals zouden worden geïntegreerd in reguliere nieuwsuitzendingen.
‘Zeg manneke, dit nieuws is al weken bekend!’ reageerde een ander forumlid. ‘Vriendelijk verzoek dus namens mij, en velen met mij, niet steeds van die oude berichten te plaatsen hier!’
In februari 2004 merkte hij op dat Ajax negentien wedstrijden op rij ‘onverslagen’ was, wat hem opnieuw op een sneer kwam te staan: ‘Het is ‘ongeslagen’ of ‘niet verslagen’, ‘onverslagen’ is geen Nederlands.’
*
Hij trouwde niet, hij kreeg geen kinderen. Toch verliep zijn leven ogenschijnlijk heel gewoon. Hij had een baan, een auto, de woning aan de Loenermark. Tot aan het overlijden van zijn moeder veroorzaakte hij voor zover bekend geen problemen.
De maatschappelijk werker van het Leger des Heils laat weten dat meneer K. na haar dood nergens afstand van kon doen. Niets deed hij weg, zelfs aan de inhoud van zijn vuilniszakken raakte hij gehecht.
Zodoende was er steeds meer troep in huis, wat allemaal mee moest toen de verhuizing in mei 2020 dan eindelijk kon plaatsvinden. Na eindeloos soebatten, de verhuizers weigerden gistend afval te vervoeren, was er het een en ander weggesmeten.
In de Orteliusstraat begon hij weer van voor af aan: het idee dat iets hem met onbekende bestemming zou verlaten maakte hem gek. In december schreef de maatschappelijk werker hem een brief. Zeven keer had ze bij hem aangebeld, niet eenmaal deed hij open, zijn telefoon stond altijd uit.
‘Ondanks dat ik niet vind dat het goed gaat wil ik je vragen of je openstaat voor hulpverlening,’ schreef de maatschappelijk werker. ‘Zo niet dan sluit ik de casus af.’ Aldus geschiedde.
Afgelopen januari werd meneer K. opgenomen in het ziekenhuis, hij belde zelf om een ambulance. Onbekend is wat hem mankeerde, de huisarts doet geen mededelingen. Bij het ontslag zou meneer K. hebben gezegd bevreesd te zijn alleen in huis te sterven.
*
Met zijn buren had meneer K. geen contact, eigenlijk woonde hij er ook nog maar pas. Onderbuurman Aziz zag de forse gestalte wel eens naar de supermarkt schuifelen. Meestal ’s avonds, als het donker was. Afgezien van besmuikt groeten was er geen contact.
Achteraf snapt onderbuurman Aziz waarom er vliegen uit het plafond tevoorschijn kropen, waarom er steeds meer muizen kwamen. Een overbuurvrouw belde de politie. Het was haar opgevallen dat het raam van meneer K. al vier weken openstond en dat de lichten brandden.
Een schouwarts stelde vast dat meneer K. een natuurlijke dood is gestorven, van suïcide zou geen sprake zijn geweest. Een natuurlijke dood op 53-jarige leeftijd, het is mogelijk en tegelijkertijd opvallend.
*
Team Rampendienst, Uitvaarten en Pensioenen (Trup) van de gemeente Amsterdam kan geen familie vinden. Neven, nichten, ooms, tantes; iedereen is dood. De enige die zich ten slotte meldt, daags voor de uitvaart, is de schoonzus van een tante van meneer K.
De schoonzus van de tante zegt dat meneer K. altijd al ‘een vreemde jongen’ was. Ze rekent het hem aan dat hij niet op de uitvaart van zijn moeder verscheen. Om die reden wenst ze zich verder niet met ‘de kwestie’ te bemoeien.
*
Woensdag 19 mei, tien uur in de ochtend. Op begraafplaats Sint Barbara laat ik Du bist die Ruh voor hem spelen, het door Franz Schubert op muziek gezette gedicht van Frierich Rückert, want die Ruh, dat was meneer K., zeker op het laatste van zijn leven, ten voeten uit.
Dinsdag 25 mei. Een woordvoerder van Rechtbank Amsterdam, afdeling kanton, laat weten dat meneer K. vanochtend niet op zitting is verschenen. De gerechtsdeurwaarder van woonstichting De Key laat het er niet bij zitten, een volgende dagvaarding gaat binnenkort de deur uit.
Joris van Casteren.