Eenzame uitvaart #261, verslag

Woensdag 20 april 2021, 10.00 uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Jeroen van Kan
Auteur verslag: Joris van Casteren

 

Verdacht pakketje

Wat in het water drijft lijkt op een zak. Donderdag 25 maart, tien uur in de ochtend. Aan de Riekerweg in Amsterdam Slotervaart stappen twee patrouillerende agenten uit hun auto.

De Riekerweg voert door De Oeverlanden, een natuurgebied volgens stadsdeel Nieuw West (waar Slotervaart thans deel van uitmaakt). Afgezien van een volkstuinencomplex en wat bosschages, waar Schotse hooglanders werden uitgezet om het tevens als homo-ontmoetingsplaats fungerende gebied wat minder toegankelijk te maken, is er weinig groen te bekennen.

Een niemandsland van snelwegen en spoorlijnen, vliegtuigen onderweg naar Schiphol komen schrikbarend laag over. Een tankstation en een goedkoop hotel completeren de troosteloosheid.

*

Met een tak proberen de agenten de zak, inmiddels gepromoveerd tot ‘verdacht pakketje’, naar de wal te krijgen. Als dat niet lukt bellen ze het duikteam van de brandweer.

Twee duikers zwemmen er naartoe, constateren dat het een stoffelijk overschot betreft. Voorzichtig wordt er een baar onder geschoven en aan de kant uit het water getakeld.

Het lichaam is van een man, al een tijd dobbert hij hier rond, hij is flink opgezwollen. De man heeft halfhoge schoenen aan, een joggingbroek en een shirt met Chinese tekens. Hij is blank, ruim één meter tachtig, aarzelend baardje op de kin.

Niets in de zakken, helemaal niets. De onbekende lijkt wat dat betreft geïnspireerd door de metroman (zie eenzame uitvaart #260).

Wel een hoop ietwat slordig aangebrachte tatoeages. Op de ene arm een in vlammen gevat Keltisch kruis met de letters GUTS, op de andere arm een panter, op de borst een schedel met een kroon, ter hoogte van de linkertepel een cirkel, rond de navel een zon met drie wietblaadjes.

*

Het is uiterst verdacht, zo’n getatoeëerd lijf tussen het riet op een schemerige locatie. Toch wordt in het forensisch laboratorium in het VU-ziekenhuis, waar het lichaam minutieus is onderzocht, niets gevonden wat op een misdrijf wijst.

Het zou om een Oost-Europese arbeidsmigrant kunnen gaan, zegt de rechercheur die ik spreek. In het schaarse groen staan her en der tentjes, in het wild kamperen is goedkoper dan het huren van een woning in de stad.

Misschien heeft de man een dag van hard werken afgesloten met een stevige borrel, is hij bij het urineren voorover in de sloot gevallen. Merkwaardig dat de andere kampeerders hem niet missen. Ze zijn ondervraagd, stellen dat de man ook voor hen een onbekende is.

*

Maandag 12 april is het lichaam vrijgegeven, medewerkers van Uitvaartcentrum Zuid (UZ) halen het op. Zijn DNA-profiel is opgesteld, zonder resultaat vergeleken met Nederlandse databanken van vermisten.

Een week later, dinsdag 20 april, tien uur ’s ochtends, ben ik met dichter Jeroen van Kan op begraafplaats Sint Barbara. De rouwauto, stapvoets. Vier dragers er omheen, voor hen uit trippelt op hoge hakken de uitvaartleidster. Ik laat Jackie’s Song van Julian Lloyd Webber voor de onbekende spelen. Na het gedicht van Van Kan iets van Massenet en iets van Schumann.

In bescheiden processie op weg naar het graf klampt een paniekerige dame ons aan. Of dit de uitvaart is van meneer Asjes. Even ben ik in de war, is de onbekende geïdentificeerd, heet hij Asjes? Later vernemen we dat mevrouw zich op de verkeerde begraafplaats bevond, Asjes werd op Westgaarde begraven.

Aan het graf zwijgen we een poosje. Dan zeg ik, voordat begraafplaatsmedewerker Mounir de kist laat zakken, dat ik ervan uitga dat hij zijn naam terug zal krijgen.

De komende maanden zal zijn DNA-profiel in buitenlandse databanken worden ingevoerd. Hij is van middelbare leeftijd, grote kans dat er familie – die hier had moeten staan, niet wij – zal worden gevonden.

Joris van Casteren.