Eenzame uitvaart #239
woensdag 24 april 2019, 10.00 uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Yentl van Stokkum
De ring en de neef
De portiekwoning van meneer D. aan de Barbusselaan in Amsterdam-Zuidoost doet denken aan The Beanery, het angstaanjagende namaakcafé van Edward Kienholz, in 1970 verworven door het Stedelijk Museum.
In een hoek van de woonkamer is een morsige bar opgesteld, met twee roestige krukken waar de vulling uit tevoorschijn stulpt. Poppen met klokken als hoofden zijn er niet, wel veel speelgoedbeesten.
Net als mooie vrouwen, waar meneer D. erg van hield. Hij knipte ze uit tijdschriften en hing ze op waar ruimte was. Katherine Heigl, Amerikaans actrice, is met plakband op de koelkast bevestigd. Een magere Aziatische dame, haar naam in het bijschrift is niet goed leesbaar, kreeg een plaats boven het aangekoekte fornuis.
Met koningin Máxima had hij een speciale band, op verschillende plaatsen in de woning kom ik afbeeldingen van de Argentijnse tegen. Ook in de slaapkamer, waar het bed staat waarin meneer D. op 14 april door twee agenten werd gevonden. Hij was toen al een aantal dagen dood.
Meneer D. werd op 3 maart 1935 geboren, in Roosendaal en Nispen. Hij had in ieder geval één broer, die niet meer leeft. Zelf bleef meneer D. ongehuwd en kreeg geen kinderen.
Op 18 april meldde een neef zich op het kantoor van Team Rampendienst, Uitvaarten en Pension (TRUP) van de gemeente Amsterdam. Hij kwam de sleutelbos van zijn oom brengen, die hij als nabestaande van de politie had gekregen.
De neef wilde niet bij de uitvaart betrokken zijn, de gemeente moest dat maar regelen. Wel wilde hij graag de gouden ring, die zijn oom, intussen in het mortuarium van Uitvaartcentrum Zuid, nog aan een van zijn vingers zou dragen.
TRUP-medewerker Gerald Rosenberger legde uit dat dat niet ging: een nabestaande die de uitvaart niet wil regelen kan geen aanspraak maken op bezit. ‘Ik wil die ring,’ herhaalde de neef. ‘Die ring vertegenwoordigt voor mij emotionele waarde.’ Het kostte Rosenberger moeite om kalm te blijven.
Een buurvrouw, ze woont achttien jaar in het sombere complex aan de Barbusselaan, vertelt dat meneer D. er vaak op de fiets op uittrok. De laatste jaren ging het niet meer, hij was kortademig en had problemen met zijn hart.
Zijn wereld werd steeds kleiner. Hij zorgde goed voor het trappenhuis, waar verdeeld over vier verdiepingen acht voordeuren op uitkomen. Soms zorgde hij er een beetje te goed voor, vertelt een andere buurvrouw.
Meneer D. hing vreemde briefjes op, vol spelfouten. Een paar van die briefjes hangen er nog. ‘Haud de trappen schoon svp,’ lees ik op een exemplaar dat op de derde verdieping, naast zijn voordeur, in een lijstje hangt. Met viltstift heeft hij er een trap bij getekend, zoals een kind een trap zou tekenen.
Er is geen lift in het complex, meneer D. had steeds meer moeite met de vele treden. Om struikelpartijen te voorkomen plakte hij alle losliggende kleedjes en voordeurmatten die hij onderweg tegenkwam vast met grijskleurige hobbytape.
Het is geen gezicht, zegt de tweede buurvrouw. Vooral niet nu de tape versleten is, alles kleeft en rafelt, de kans dat je struikelt is juist toegenomen. Ze hoopt dat de woningbouwvereniging, nu meneer D. niet meer leeft, de plakkerige taperestanten komt verwijderen.
Destijds durfde niemand er wat van te zeggen, meneer D. was nogal dominant. Hij noemde zichzelf loco-huismeester – dat staat ook op een zelfontworpen bordje dat hij, schots en scheef, naast zijn voordeur op de muur heeft geplakt – terwijl hij dat officieel helemaal niet was.
Op dinsdag 23 april ga ik met Gerald Rosenberger en Bert Kiewik van TRUP de woning binnen. Kienholz stelde een speciale geurpasta samen om zijn kunstwerk, gemodelleerd naar een kroeg in Los Angeles waar hij vaak kwam, authentiek te laten ruiken.
Voor de pasta gebruikte hij verschaald bier, bakvet, sigarettenas, mottenballen en urine. Bij meneer D. binnen ruikt het precies zo. We zien flessen Cointreau en jonge jenever staan – op een vreemde plek, in het kozijn boven de keukendeur – maar niet in hoeveelheden zoals je die aantreft bij doorgewinterde alcoholisten.
Op een vreemde manier is dit rommelige huis ook netjes. Aan de kleefrol aan het plafond, vol dode vliegen, kun je zien dat meneer D. op zijn manier toch een zekere reinheid nastreefde.
Rosenberger en Kiewik denken dat de neef in de woning naar geld op zoek is geweest. Op de vloer voor meneer D.’s fauteuil liggen lege portefeuilles en cassettes van wat een omvangrijke muntenverzameling moet zijn geweest; een televisie lijkt eveneens te ontbreken.
Eigenlijk, zeggen Rosenberger en Kiewik, zou de politie een sleutel alleen moeten overhandigen als nabestaanden zich bereid verklaren de uitvaart van de overledene en de ontruiming van de woning op zich te nemen.
Wat hier nu gebeurt – het huis plunderen en dan de gemeente opzadelen met de afhandeling – klopt van geen kanten. Ze denken niet dat de neef nog contact had met zijn oom. De agenten hebben hem via de basisadministratie opgespoord, zodat hij meneer D.’s identiteit kon bevestigen. Op dat moment zal de ring hem zijn opgevallen.
De neef is minder sluw geweest dan hij zelf dacht: op twee bankrekeningen – afschriften worden aangetroffen in de nog tamelijk geordende administratie van meneer D. – blijkt voldoende geld te staan om de kosten van een uitvaart te kunnen dekken.
Als de neef slim was geweest had hij bij een notaris een verklaring van erfrecht laten opstellen. Met zo’n verklaring kunnen banken tot uitkering van rekeningtegoeden van overledenen aan nabestaanden overgaan.
Nu blijven meneer D.’s bescheiden tegoeden, na aftrek van de kosten die de gemeente maakt, op de rekeningen staan. Na twintig jaar komen ze te vervallen en strijkt de staat ze op.
In fotoalbums was de neef niet geïnteresseerd. Ze zijn achteloos uit de overhoop gehaalde wandkast getrokken. Binnenkort, als de woningbouwvereniging de eer te beurt valt deze Beanery te ontmantelen, zullen ze worden afgevoerd en in de papierverpulveraar of de vuilverbrander eindigen, net als de speelgoedbeesten, de grote hoeveelheid kitsch die meneer D. in de loop der jaren om zich heen verzamelde en de rest van zijn spullen, die waarschijnlijk zelfs voor kringloopwinkels waardeloos zijn.
Ik blader door de albums en zie meneer D. in betere tijden. Veel foto’s zijn gemaakt in het Haarlemsch Koffiehuis, aan de Amsterdamse Prins Hendrikkade, waar meneer D. waarschijnlijk ook werkzaam is geweest.
Op de foto’s is hij steevast keurig in pak. Hij lijkt, ook vanwege het brilmontuur, een beetje op Sjef van Oekel, het fictieve personage uit de door Wim T. Schippers geschreven strips van Theo van den Boogaard. Met andere vaste klanten van het etablissement maakte hij verschillende reisjes, onder meer naar Londen en Venetië.
Op een aantal foto’s, genomen in de jaren tachtig, is een dame te zien, zekere Grada. Ze zit op zijn schoot, soms omhelst ze hem. Op een dressoir, tussen portretten van zijn ouders, staat een ingelijste foto van dezelfde vrouw.
Meneer D. lijkt gelukkig met Grada te zijn geweest. Zouden ze aan trouwen hebben gedacht? In ieder geval heeft meneer D. zich in het onderwerp verdiept, in de jaren tachtig ontving hij per post de brochure ‘Over trouwen en samenwonen’, die ik aantref in een door de neef omver gekieperde mand. ‘Blijft het rozengeur en maneschijn?’ is onder meer te lezen op het omslag.
Even later geeft Grada, in een slordig getypte brief die Rosenberger en Kiewik aantreffen in een kast op de slaapkamer, het antwoord. ‘Beste R., ik wens met jou geen relatie meer, het is over en uit tussen ons. Ik weet dat je goed voor me bent geweest en zorgzaam, bedankt voor de steun en de hulp.’
Woensdag 24 april, de kist met meneer D. wordt om half tien ’s ochtends door acht kraaien de aula van begraafplaats Sint Barbara binnengedragen. Ik laat Zij was goed voor mij van Frans Halsema voor hem draaien, want in het huis zag ik enkele cassettebandjes liggen van deze artiest.
Ik trof ook een bandje aan met muziek van Glenn Miller, dus draai ik van hem, als Yentl van Stokkum het gedicht heeft voorgelezen, In a Sentimental Mood. Op een adagio van Elgar, het Nimrod uit de Enigma-variaties, wordt meneer D. naar buiten gedragen.
Joris van Casteren.
(Verslagen van eenzame uitvaarten worden in opdracht van Stichting De Eenzame Uitvaart geschreven en vallen buiten de verantwoordelijk- en aansprakelijkheid van de aangesloten gemeenten)