Eenzame uitvaart #223 verslag

Eenzame uitvaart nummer 223
I.M. D.L.B
Begraafplaats St. Barbara, maandag 12 februari 2018, 10 uur
Dichter van dienst: Thomas Möhlmann

Dinsdag. Over de mail zie ik aan het eind van de middag een indrukwekkend document binnenkomen. Ik lees wie de afzender is. En denk vooral: o nee. Niet nu. Ik kijk het document vluchtig door. Menno zou hier wel raad mee weten, is mijn eerste gedachte. En mijn tweede. En mijn derde. Dan bel ik Thomas, stuur hem de papieren door. Jeetje, zegt hij, dat is lang geleden. Komt goed. Ik bel Van Bokhoven, maak mijn excuses dat mijn gedachten elders zijn. Natuurlijk, zegt hij, snap ik. Ik ga verder met de voorbereidingen die nu eenmaal bij een uitvaart horen. Wat ik zal zeggen. Wat moet ik zeggen.

Zondagavond. Ik mail Thomas of alles in orde is gekomen. Muziek! Glad vergeten. ‘Hurt’, van Johnny Cash, is het eerste wat ik denk. Op de uitvaart van Menno hebben we dat nummer ook gedraaid, omdat Menno dat nummer graag wilde horen op wat zijn laatste eenzame uitvaart zou blijken. Als hommage. We hoeven dat er niet bij te vertellen, morgen. Ik zoek het op. Het lied klinkt luid door mijn kamer. Ik moet huilen, alweer, verwijt mezelf mijn stomme tranen. Als ik het morgen maar droog houd.

Dit is het verhaal: op 5 februari komt bij de Dienst een melding van de recherche Amsterdam West binnen. Een man, geboren op 21 april 1971 in Belo Horizonte, Brazilië, gevonden in zijn woning op de Ten Katestraat, het laatste stukje van de markt. Bij de mededelingen, in kapitalen: NIET MEER TOONBAAR! Ter verklaring staat erbij geschreven: plusminus 10 dagen geleden overleden. Op een volgende pagina de afschriften van het mailverkeer tussen Dienst, recherche en het Braziliaanse consulaat: geen familieleden getraceerd. Meneer heeft nu zeventien jaar geleden afstand van de Braziliaanse nationaliteit gedaan om de Nederlandse te verwerven. Op de laatste pagina vind ik een kopie van zijn identiteitskaart: vierkant hoofd, hij staart mismoedig in de camera. Het mailverkeer tussen Dienst en recherche vervolgt met mededelingen van huishoudelijke aard: de identiteit van de overledene is pas achteraf vastgesteld aan de hand van vingerafdrukken, gelieve in de bijlage aan te treffen het artikel 10-formulier en de bevindingen van de schouwarts. Die is er bijgehaald omdat men er niet zeker van kon zijn dat de dood ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden. Het lichaam is op 2 februari vrijgegeven en verblijft sindsdien in het VU mortuarium, de sleutels van de woning zijn af te halen op politiebureau Meer en Vaart, afdeling Calamiteiten Unit.

Het schouwverslag vertelt meer, over lijkstijfheid, lijkvlekken, de mate van ontbindingen: details die je beter in een serie op de televisie ziet dan in een rapport beschreven ziet. ‘Door buren gealarmeerd wegens toenemende stankoverlast. Vorige week dinsdag, dus elf dagen geleden, voor het laatst gesignaleerd op de markt. Aangetroffen in van binnen uit afgesloten woning, liggend op matras in slaapvertrek.’

‘Sterk vervuilde woning, hoarder, veel rommel, wel met enige organisatie in plastic kratten gestapeld, in alle vertrekken van de woning tot in de keuken. Zorgmijdende, overlast gevende buurtbewoner, met alle buren ruzie, drugsverslaving. Dubbel matras op de vloer, omgeven met zakken afval, lege drinkpakken melk, zak met medicijnen, deels in doosjes op naam, deels als losse strippen naast zich op bed. Hoeveelheden tramadol, oxazepam, temazepam. Strippen aangebroken maar niet alle leeg.’

Hij werd gevonden ‘in t-shirt en onderbroek, waarschijnlijk slaaptenue. In rugligging op matras, rechterarm uitgestrekt, hoofd op kussen, onder dekbed.’ Alles wijst erop dat hij in zijn slaap is overleden. Het raam in de slaapkamer stond op een kier.

Aan het lichaam – voor zover te beoordelen door ontbinding – geen sporen van geweld. Veel medicijnen, die op zich in combinatie bij overdosering dodelijk zouden kunnen zijn. ‘Overdosering niet uit te sluiten, intentionele overdosering minder waarschijnlijk, gezien de hoeveelheden ongebruikte medicatie rond zijn sterfbed.’

De schedel is intact. ‘De haren laten bij trekken gemakkelijk los, passend bij een postmortaal interval van minimaal een week. Het aangezicht is zwart verkleurd, gezwollen door gasvorming.’ Zo werkt het rapport nauwgezet het gehele lichaam af. De schouwarts besluit zijn rapport met de opmerking dat er een formulier voor de uitvaartondernemer werd achtergelaten bij het lichaam.

De laatste pagina van de stapel die ik kreeg toegezonden bevat – in handschrift – de laatste staccato aanwijzingen: woensdag vastleggen (doorgestreept) eenzame uitvaart. Geen afscheid. Begraven. Koffiekamer. Bloem TRUP. Drie keer licht klassiek.

Heldere ochtend, koud. Er is regen beloofd. I think it’s going to rain today. Ik hijs me in het zelfde pak dat ik donderdag nog heb gedragen. Zelfs het fijne witte overhemd wordt schoon gerekend. Ik steek mijn usb-stick met muziek bij me. Peddel door een zonovergoten park naar de begraafplaats, over een pittoresk berijpt bruggetje, voorzichtig.

Vlak voor ik vertrek een sms van Thomas: ik ben er al. Dat is vroeg. Dat is goed. Op de begraafplaats tref ik vier dragers voor de poort, de uitvaartleidster, Thomas en de koffiejuffrouw, even later komt ook de lijkwagen voornaam brommend door begraafplaats opgedraaid. Ik neem de muziek met Thomas door, Richard maakt aantekeningen, eerste, tweede, derde muziekstuk. Een vijfde drager arriveert, in gezelschap van twee jonge jongens, ze ogen als een jaar of twaalf. De uitvaartleidster vertelt dat ze in opleiding zijn, ze komen kijken hoe zoiets gaat. Dan zullen ze vast geen twaalf jaar zijn. Hoe lang kan zo’n opleiding helemaal duren? We wachten buiten nog even of er iemand van de Dienst zal komen. Niemand. Kort na tienen lopen we de aula binnen. De vage geur van desinfecterende zeep, gemengd met chloor. Hurt. ‘You could have it all. My empire of dirt.’ Daar gaan we weer.

De uitvaartleidster vertelt dat we bijeenzijn om afscheid te nemen met welgekozen woorden, met muziek, met bloemen. Ze noodt Thomas naar voren.

*

Je verzamelt

Alles beweegt, alles gaat als het goed is van koud
naar warm, van waar de dood rustig wacht naar waar
het leven lacht, zo’n beetje naar de lamp, het zachte

ademen van een ander levend lichaam toe, het gaat
niet om de afstand die je afleggen moet, de mensen
om je heen die je teleurstellen en van je vervreemden
moet, niet om de adem die je in een ander blazen moet

het gaat erom jezelf bijeen te vinden, je moet ze sparen
allemaal, om misschien op tijd of net te laat te zien
dat niemand je redding is, dat niemand te redden is:
je bent van niemand meer een kind, je bent het kind

van alle mensen, je bewaarde trouw wat je verloor en
alles stagneert, er zijn geen warm en koud, geen ouders
je verzamelt niets dan stof op vreemde schouders.

[Thomas Möhlmann, voor meneer B., 12 februari 2018.]

*

Randy Newman zingt bedeesd over zijn vermoeden dat het vandaag zal regenen, dat hij denkt dat het gaat regenen. ‘Tin can at my feet. I think I’ll kick it down the street.’ De uitvaartleidster vraagt ons bij het laatste muziekstuk te gaan staan. We staan. Randy Newman mompelt: ‘Going home. Going Home.’ Dat was niet besteld. De bedoeling was: Last leaf, van Tom Waits. Naar huis, denk ik, prima. Dan valt ook het laatste blaadje van de boom, als bonus, we wandelen naar buiten. Kennelijk heeft Richard zijn vergissing ingezien. Gelukkig duren beide liedjes niet erg lang. We kunnen naar buiten, lopen achter de kist aan, achter de vijfde drager en zijn zoontjes. Het graf is dicht bij de spoorlijn gelegen, in de tijd die we daar doorbrengen passeren er drie treinen, onderweg naar Haarlem, naar Den Haag. Wie vanuit de trein naar buiten kijkt, ziet ons kleine gezelschapje rond de kist geschaard. Een kleine uitvaart. Misschien denkt iemand: ‘Zielig’. Misschien denkt niemand iets. We werpen allemaal een schepje zand, wandelen terug naar de koffiekamer, kletsen wat. De koffiejuffrouw vertelt dat het een druk weekeind is geweest, er waren zoveel mensen dat ze lang niet allemaal in de koffiekamer pasten. Thomas vraagt om een doekje. Ik denk dat hij gemorst heeft met zijn koffie, maar dat heeft hij niet. Hij veegt een gemorste streep bij het buffet weg. ‘Ah,’ denk ik, ‘vandaar dat ook de aula wel een dweilbeurt kon gebruiken.’ Nu is alles weer netjes, opgeruimd staat netjes.

© voor verslag: F. Starik
© voor gedicht: Thomas Möhlmann