Eenzame uitvaart nummer 19, Den Haag
I.M. mevrouw M. van Z.,
21 september 1919, Vught – 10 oktober 2009, Den Haag
19 oktober 2009, Oud Eik en Duinen, Den Haag
Dichter van dienst: Gilles Boeuf
Het streven om de overledene recht te doen heeft een ander karakter wanneer er meer bekend is over het leven van de mens waar het om gaat. Denkbeeldige bekenden of nabestaanden die toch ooit nog kunnen opduiken kijken nu al over je schouder mee. Hen recht doen blijkt dan even belangrijk. Dit keer speelt dit misschien wel meer mee dan anders want Mevrouw van Z. had drie kinderen.
Mevrouw van Z. leidde een zwervend leven met de laatste zeven jaren een vast ijkpunt: Parnassia. Voor niet-Hagenaars: het terrein voor chronisch psychiatrische patiënten. Daar woonde ze op zichzelf met de nodige voorzieningen om zich heen. Om die reden waren haar begeleider en twee van z’n collega’s ook aanwezig bij de begrafenis en was er een en ander over haar bekend.
Drie kinderen die in het buitenland wonen en waarvan de verblijfplaatsen niet te traceren waren. Zoals haar begeleider ook laat weten: een in de psychiatrie niet uitzonderlijk fenomeen. Mevrouw had ooit nog de hoop bij één van haar kinderen in te wonen, maar toen dit niet lukte heeft ze ieder contact verbroken.
Het beeld dat ik van haar krijg is van een eigenzinnige en taaie vrouw. Een vrouw die drie keer getrouwd is geweest, waarvan één keer met de broer van haar in de tweede wereldoorlog overleden man. Een survivor die steeds nieuwe pogingen waagt. Een vrouw die door haar ziekte, schizofrenie, wellicht veel van haar strevingen heeft zien afbuigen naar wat er in ieder geval over haar laatste jaren bekend is.
Wat mij treft in de gegevens over haar is wat Henk van Zuiden van haar begeleider bij Parnassia heeft vernomen. Wanneer Mevrouw van Z. haar kleren vuil waren deed ze ze niet in de was maar gooide ze alles weg. Ze kreeg daarom geregeld nieuwe kleren van mensen en op de een of andere manier kan ik mij de efficiëntie hiervan heel goed voorstellen!
Haar zwerftochten hebben haar ook naar Frankrijk gebracht. Daar heeft ze gewoond. Hoe en waar is echter niet bekend. Zouden haar kinderen in Frankrijk wonen of misschien één van hen? De vele pogingen tot duurzame verbintenissen blijken vaak langs de afgrond te gaan onder druk van een ziekte of ander ongeluk.
Op de ochtend van de begrafenis hoor ik van de uitvaartleider dat Mevrouw van Z. een eigen graf krijgt. Daar ben ik juist vanwege haar kinderen heel dankbaar voor. Vroeg of laat zullen ze neem ik aan toch vernemen dat hun moeder overleden is. In de aula staat een mooie witte kist met twee bloemstukken. Eén van de stukken is van de medewerkers van Parnassia die gekomen zijn. We luisteren stil naar de muziek die ik heb meegenomen. Omdat niet bekend was of Mevrouw van Z. van muziek hield, heb ik twee stukken uitgezocht met in ieder geval een waardige sfeer: Adagiati, Poppea van Monteverdi gezongen door Anne Sofie von Otter en het Kyrie uit het Miserere van Allegri. Na het eerste stuk draag ik mijn gedicht voor en hoop maar dat mijn woorden een brug slaan naar de mensen die de overledene ook daadwerkelijk hebben gekend.
Voor de zon
We begonnen steeds opnieuw
De zon en ikMet nieuwe kleren, een nieuwe man
De straten van de stad parelden
In een vrijgevig lichtDe oorlog nam en de zon
Bracht een nieuwe haard
Alsof het eindeloos voedsel wasWas het de zon die wat ik baarde
Verstrooide of brak het licht
Door een wolk?Was ik op een terrein
Met een balkon voor de zon
En de stilte in de mens
Die ik geworden wasIk draaide rond in de straten
Van de zacht verlichte stad
Met altijd nieuwe kleren aanWie ik geworden was?
Dezelfde en een ander in
Het laatste genot van
Een sigaret in de zon
We wandelen achter de dragers met de kist aan naar het graf aan de andere kant van de grote begraafplaats. Overal liggen herfstbladeren tussen de oude graven. Bij het graf kijken we naar de dragers die zich naar de kist wenden nadat ze deze in de grond hebben laten zakken en synchroon hun hoed afnemen. De uitvaartleider nodigt de begeleider van Parnassia uit nog iets over Mevrouw van Z. te vertellen en zo buiten rond het graf is het heel bijzonder om via zijn verhaal toch iets dichter bij haar te komen. Hij is degene die haar heeft gevonden na een val toen ze niet in de eetzaal verscheen waar ze anders altijd al een half uur voor het eten klaar zat. Hij vertelt, samen met zijn collega’s, hoe sober en stil en eigenwijs ze was. De berusting en betrokkenheid waarmee hij spreekt is ontroerend. We nemen hartelijk afscheid van elkaar waarbij we elkaar bijna uitbundig bedanken. Ik hoop dat haar kinderen ooit zullen weten dat haar uitvaart omringd was met zorgvuldigheid en hartelijkheid.
© voor gedicht en verslag: Gilles Boeuf