Eenzame uitvaart #156, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 156
I.M. L. M. van de B.
Begraafplaats St. Barbara, donderdag 1 november 2012, 13 uur.
Dichter van dienst: Elma van Haren.

Maandagochtend belt Ali Mahmood, naar ik veronderstel om zich af te melden bij de uitvaart van vanmiddag, maar nee: hij heeft een nieuwe melding. Mevrouw van de Bron.
Geboren op 31 december 1946. Ooit getrouwd geweest, maar huwelijk kinderloos gebleven. Was zelf ook enig kind, haar ouders zijn overleden. Er is verder geen familie.

Ze is door de politie op 12 oktober om 15.40 uur in haar woning gevonden. Een mooie woning aan het begin van de PC Hooftstraat, om de hoek van de Stadhouderskade, op stand, zou je kunnen zeggen. Ze woonde daar al sinds 1970. Er is contact geweest met een buurvrouw, mevrouw S., maar dat is niet goed verlopen, weet Ali, zij is boos. De buurvrouw weet zeker dat mevrouw Van de B. een codicil bezat, om haar lichaam ter beschikking van de wetenschap te stellen, en wil niets van een begrafenis weten. Mahmood heeft geprobeerd uit te leggen dat zoiets niet gaat, wanneer pas dagen later je administratie wordt doorzocht, en eventueel dat codicil wordt gevonden. Maar buurvrouw bleef boos.

Met deze informatie bel ik Elma van Haren, die zal debuteren als dichter van dienst. Zij heeft nog wel een paar vragen, die ik later die middag waarschijnlijk wel zal kunnen beantwoorden, als ik van Bokhoven bij de uitvaart van die middag zal treffen. Hij heeft de woning bezocht, vertelde Mahmood. En Van Bokhoven weet inderdaad meer: alles is wit, in dat huis, smetteloos witte vloerbedekking, zelfs de meubels zijn witgeverfd, over kasten en dressoirs zijn witte en gebloemde kleedjes gedrapeerd. En heel veel frutseltjes, overal, echt gezellig, en heel schoon. Hoge plafonds, een groot bed, een bankstel dat tenminste plaats biedt aan zes personen. Kiewik vult aan dat er mooie foto’s aan de wanden hingen, netjes ingelijst, echte foto’s. Hij heeft de woning gefotografeerd. Hij zal de foto’s sturen, dan krijg je een beeld. Goed verzorgde planten, heel veel glaswerk, schalen met kaarsjes in de vorm van een taartje, erbovenuit zie je het lontje steken. Een fraai theeservies. Gipsen beelden. Een huis om je omzichtig door te bewegen, voor je het weet stoot je iets om.

Mevrouw is in de gang van haar woning gevonden, waarschijnlijk onwel geworden na een toiletbezoek. Ook daar zijn foto’s van. De borstel van het toilet steekt in een houder in de vorm van een eend. De klep van het toilet is bedekt met een roze overtrek, voor het toilet ligt een gebloemd matje.

Mevrouw was nochtans niet rijk: het is gewoon een huurwoning, ze had een forse schuld, die ze maandelijks afbetaalde, op een andere rekening stond precies twee euro. Een uitvaartverzekering was er evenmin.

Donderdag. Als ik om kwart voor een de begraafplaats oprijd, is het voor het eerst vandaag droog. In de koffiekamer tref ik Elma van Haren. Ze was vroeg, vertelt ze, ze is er al sinds twaalf uur, ze dacht het heel ver zou zijn, maar ze was er eigenlijk zo. Tien minuten met de bus. We gaan buiten wachten op de lijkwagen. We zien ook Van Bokhoven komen aanrijden, met de witte dienstauto. Zijn bescheiden hanenkammetje is gesneuveld, de gehele schedel is nu met de tondeuse gedaan, ik schat met opzetstuk nummer drie.
Er is wel een baard voor in de plaats gekomen, het begin van een baard.

We kletsen wat over het lijk dat gisteren in het nieuws was: het lijk dat twee maanden in zijn woning aan het Bijlmerplein heeft gelegen. ‘Die doet Ali,’ weet Van Bokhoven, maar hij weet ook al hoe de meneer heet en waar hij geboren is. We wachten maar even af of er nog familie wordt gevonden. Elma heeft muziek uitgezocht, uit haar eigen collectie, en die aan de uitvaartleidster overhandigd. We kunnen beginnen. Van Bokhoven schakelt zijn beide mobiele telefoons uit, Elma van Haren heeft er maar een, en zo te zien al heel erg lang, ze moppert over hoe moeilijk het is dat ding uit te krijgen. Ik heb de mijne thuisgelaten, hoef je dat niet allemaal zo moeilijk uit te zetten.

We schuiven de bankjes in. Lhasa zingt van de cd The Living Road ‘Decara al la Pased’, dat wel ongeveer zal betekenen wat je zou vermoeden. Elma komt naar voren, vertelt over mevrouw en haar bijna vrolijke huis. ‘Ik had eerst een veel somberder gedicht geschreven,’ zegt ze, ’tot ik de foto’s bekeek en bedacht dat ik iets veel lichters moest schrijven. En dit is het geworden.’

Wit en behaaglijk

Een huis kan goed een mens vervangen
met haar smetteloze witgerichte loomvloeiende liefkoospunten.
Taartjes op de schaal, want de keuken houdt een feestje
en elke kamer is present.
Kanten servetten. Mijn blonde haren vanochtend nog
ter ere van geföhnd. Er zit een natuurlijke waai in dit huis.

Een zwier. Een schwung van rokken en kleedjes en krullen.
Hoogpolig wit tapijt, dat zich rond mijn enkels strikt later.
Later op de dag, bij een genoeglijk glaasje,
mag de bovenbuurvrouw me
horen zingen via de verwarmingsbuizen.

In onze straat liggen we in laagjes op elkaar.
We roetsjen trappen af en mompelen goedemorgen
en niemand weet van het gloeiende portret
op de dekenkist, waarop ik lach zoals ik jonger lachte.
Het meest natuurlijk hield ik van hem.
Niemand die in mij deze rode vrouw herkent.

Maar uit die hitte kwam mijn leven bovendrijven met
voortvarendheid, eetlust en witte dromen als het donker werd.
Een ‘Omega’, waar jij – en jij daar – nooit van hebben durven dromen.
Ik heb veel ondernomen, nam de bochten, verliet rotondes
en ben daarna thuis gebleven.

Wie veel alleen is, wordt al snel door de dingen omhelsd.
Ik heb, na hem, altijd van de eenzaamheid gehouden.
Ik liefkoos dagelijks de stofvrije contouren van
zijn in glas en hout en mensenvlees gestoken foto’s.
Het heeft me aan niets ontbroken.
Wie alleen heengaat, heeft aan eenzaamheid geen gebrek.

Elma van Haren

Pino de Vittoria zingt ‘Alla Carpinese’, van een verzamel cd, Napoletano, gevolgd door Ryan Adams ‘How Do You Keep Love Alive’. Van Bokhoven hoest en neemt een keelpastille. De dragers komen naar voren. En later gaan we de aula uit, het regent, er worden paraplu’s uitgedeeld, dan houdt het weer op met regenen. Bij het graf zwijgen we. We zien een mevrouw bij een naburig graf een bos rozen plaatsen. Ze neemt een roos uit haar boeket en legt die op onze kist, knikt ons zwijgend toe en verdwijnt. Kist zakt. We werpen een schepje zand. We drinken een kopje koffie, terwijl Van Bokhoven zijn telefoons weer aanzet. ‘Er ligt nog een overledene op me te wachten,’ neemt hij dan afscheid. En wij ook.

(C) voor het verslag: F. Starik