Eenzame uitvaart nummer 113
I.M. O. P.
* 11 november 1974, Drogobytsj, Oekraïne
† 20 februari 2010, om vijf over drie ’s nachts, in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam
Donderdag 4 maart, 10 uur, begraafplaats St. Barbara
Dichter van dienst: Wim Brands
O. werd op 20 november 2009 aangehouden op de Wallen in Amsterdam en overgebracht naar het politiebureau aan de Beursstraat. Daar heeft hij kans gezien zich door het eigen hoofd te schieten. Hij werd overgebracht naar het OLVG, alwaar hij op 20 februari overleed. Hij verbeef illegaal in ons land. Er zijn een neef en een oude opa in het land van herkomst getraceerd. Er zijn geen middelen om hem daar te begraven, dus het wordt één steek diep, op St. Barbara. Dat meldt de Dienst.
Google geeft: ‘Een man heeft zichzelf gisteravond neergeschoten in een politiebureau in Amsterdam. Hij gebruikte een vuurwapen dat hij zelf bij zich had. Kort daarvoor was hij gearresteerd en binnengebracht bij het bureau aan de Beursstraat op de Wallen. De man schoot zichzelf door het hoofd toen hij al in de cel zat. Hij is zwaargewond naar het ziekenhuis gebracht. Bij het schieten zijn geen agenten gewond geraakt. De politie had de man opgepakt na een vechtpartij op straat. De rijksrecherche onderzoekt hoe het kan dat de man na zijn arrestatie zijn vuurwapen nog kon grijpen.’
Het Parool vult aan: ‘Zaterdagavond werd de man, volgens persofficier Otto van der Bijl waarschijnlijk tussen de twintig en dertig jaar oud, gearresteerd na een vechtpartij. In de ruimte waar hij moest wachten tot hij zou worden voorgeleid aan de hulpofficier, een meer ervaren agent die de arrestatie beoordeelt, was hij een moment alleen gelaten. Toen heeft hij zich in het hoofd geschoten en levensgevaarlijk verwond. Een traumateam kwam ter plaatse; het slachtoffer is per ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis. Er vielen verder geen gewonden. Het bureau Beursstraat is ontruimd en geldt sinds het incident als plaats delict. Het onderzoek van de rijksrecherche spitst zich toe op de vraag hoe deze man nog toegang kon hebben tot een vuurwapen. Tussen arrestatie en voorgeleiding aan de hulpofficier hoeven, volgens justitie, maar een paar minuten te zitten. Van der Bijl: ,,We kijken nu of deze man in de tussentijd is gefouilleerd, en waarom daar eventueel van is afgeweken.” Onduidelijk is of de man, vermoedelijk iemand die de Nederlandse taal niet machtig was, als enige is gearresteerd na de vechtpartij. Getuigen op straat meldden dat ze een groepje mensen herrie zagen schoppen bij het politiebureau, direct na de arrestatie. De ambulance waarin de arrestant om 22.40 uur werd afgevoerd, werd ook gevolgd door een personenauto.’
De politie meldt op haar eigen site: ‘Noot voor de redactie: In deze zaak zullen er verder geen mededelingen worden gedaan.’
Uit televisiefilmpjes op het net over het incident wordt duidelijk dat de man op het moment dat hij schoot geboeid was. Zijn handen waren op zijn rug gebonden. Hij moet zich dus van achteren door het hoofd hebben geschoten. In hetzelfde filmpje ventileert een woordvoerder van de politievakbond de mening dat de politie aangehouden verdachten al op straat moeten kunnen fouilleren. Alle berichten op internet dateren van enkele dagen na de arrestatie, er worden inderdaad geen verdere mededelingen gedaan. Onder de berichten vind ik telkens rauwe commentaren van reageerders, doorgaans in de trant van ‘net goed.’ Opgeruimd staat netjes. En dat de politie er niks van bakt. Lafaards. Hoe stom kun je zijn. Dat zeggen de mensen ervan. Nooit eens iemand die denkt: ‘Jezus wat erg. Arme man.’ Of hebben de mensen die zulke normale dingen denken eenvoudig geen behoefte om dat op te schrijven?
Zijn overlijden, drie maanden later, is geen nieuws: hij is waarschijnlijk al vergeten. Hij was een incident, niet meer. Toch wordt hij netjes weggebracht. Veel te netjes naar de zin van zulke reageerders, neem ik aan. ‘Ze draaiden bij de uitvaart zelfs muziek uit de Oekraïne, stelletje maffe uitslovers. Kennen ze niet gewoon Hazes draaien? Een gezond stukje inburgeringsmuziek?’
Donderdagochtend. Ik wandel door het Westerpark naar de begraafplaats, hier en daar ligt er rijp op het gras, sommige sloten zijn met een aarzelend flinterdun laagje ijs bedekt, maar de zon heeft alweer genoeg kracht gewonnen om hier snel een einde aan te maken. Ik draag een snoeischaar in de zak van mijn keurige uitvaartjas. Langs de rand van de begraafplaats is een enorme berg aarde gestort, daaromheen is men bezig hekken te plaatsen. Een vrouw in een oranje hesje draait verbindingsstukken tussen de hekken vast, ziet me lachend aan en groet dan, bijna enthousiast. Een man in het zwart, een man zonder hond, maar toch duidelijk onderweg. Ik geef haar mijn melancholiekste glimlach terug.
Op de begraafplaats tref ik de dichter van dienst, de uitvaartleider, de oude meneer Degenkamp, en ook de jonge meneer Degenkamp komt even langs, op laarzen, in modderige werkkledij gestoken. Twee heren van de Oekraïnese Ambassade, een woord waarvan ik denk dat het met een hoofdletter moet, Ambassade, dat maakt het instituut nog indrukwekkender. En ook de heren zelf maken indruk: strak in het pak, de kleinste van de twee draagt een zonnebril, achterstevoren in zijn haar geschoven. Precies wat je je van een bodyguard voorstelt. Zal wel de chauffeur wezen. Hij heeft een merkwaardig, wijdbeens loopje, alsof hij van zijn vak eigenlijk paard rijdt en niet auto. Hij beweegt zich nochtans traag, maar soepel. We giechelen besmuikt. Het is een bijna angstaanjagende verschijning. De dragers maken hun eigen grapje. ‘Wilt u het gedicht heel langzaam lezen? Anders kunnen we het niet verstaan. Omdat het in het Russisch is.’
De kist was vroeg, arriveerde al om half tien, waar een kwartier voor aanvang gebruikelijk is. Ik toon mijn enige cd met muziek uit Oekraïne, waarop ik, min of meer op goed geluk, een vijftal korte nummers heb geselecteerd: twee voorafgaand aan het gedicht, liedjes die op deze Unesco-uitgave in het Engels worden aangeduid met ‘Why do you weep, why do you lament’ en ‘The willow tree with many leaves.’ Na het gedicht zal dan de ouverture klinken: ‘Trembitas with folk orchestra’ mijn favoriet van deze compilatie: hartverscheurend koperwerk. Ik toon mijn cd aan de mannen van de Ambassade. De lange man knikt instemmend, de kleine houdt afzijdig, bemoeit zich nergens mee, zwijgt. We kunnen beginnen. Stappen de aula in, nemen plaats in de banken, ik schuif in op links, daar waar Van Bokhoven eigenlijk hoort te zitten, omdat de Ambassade al op rechts heeft plaatsgenomen. Links dan maar. Van Bokhoven liet zich gisteren excuseren, vanwege de drukte op de zaak. Alles voor het evenwicht. Ik heb nog nooit op links gezeten, onwennig staar ik naar het spiegelruitje waarachter ik de heer Degenkamp weet, bezig met het bedienen van de muziek. Die klinkt zoals het de bedoeling was. De uitvaartleider heet ons, zoals afgesproken, in het Engels van harte welkom op deze bijeenkomst waarop we O. P. zullen gedenken, met muziek, bloemen en de woorden van de dichter. Hij geeft Wim het woord.
*
In Memoriam
O. P.Diep in de nacht schiet ik wakker; een van mijn kinderen komt niet lang daarna thuis.
Ik ben op mijn hond gaan lijkendie ruim voor onze komst aanslaat. Ik denk aan jouw laatste nacht, in het ziekenhuis,
werd er op je gewacht? – en die nacht dat je jezelfhet leven probeerde te benemen,
werd er toen aan je gedacht, door je grootvader bijvoorbeeld met wie je – zo verbeeld
ik me – in het voorjaar naar de veulens ging kijken?Misschien vroegen jullie je wel af hoe het zou zijn om tussen de paarden te slapen in
een warme zomernacht.Ik denk aan een landgenoot van je die ik ken. Hij slaapt in auto’s die hij openbreekt,
soms rijdt hij op en neer naar een naburige stadom het idee te hebben dat hij iemand anders is, iemand van wie iets wordt verwacht,
een man op wie wordt gewacht.Diep in de nacht schiet ik wakker, hoe je jezelf door het achterhoofd schoot, het leek
alsof niet jijzelf, maar een ander je had gedood.
© Wim Brands
Ouverture. Schallend koper. ‘Mama, the dawn.’ ‘Chumak song.’ -‘Chumak songs had an important influence on Ukrainian culture. The themes of the songs deal with every aspect of the wagoners’ daily life: their departure, the misery of their families, their nostalgia, the hardships of life on the road, illness and death, longing for a beloved, the hard life of a hired hand, momentary distractions, their return home, love and marriage, the longing of waiting wives’- het klinkt in ieder geval heel verdrietig en berustend.
We staan recht. De dragers komen naar voren. We wandelen in het schitterende zonnelicht achter de kist aan naar zijn laatste rustplaats, pal naast een overdadig met verse bloemen overdekt graf. Een enkele roos daalt met hem mee naar beneden, dat ene bloemstuk blijft achter, als we hem verlaten, na dat ogenblik van stilte, het schepje zand op de kist. In de koffiekamer praten we over wat we weten van wie hij was. Hij was al acht jaar hier, hij had er een vriend, met wie hij dikwijls werkte, hij heeft een tijdlang een verblijfsvergunning gehad. Wat voor werk dat was, waar die vriend nu is, dat weet niemand.
Niemand wenst een tweede kopje koffie. Buiten schudden we handen, Degenkamp blijft achter om wat bij te kletsen. Hij klaagt over de konijnen, die de hyacintenbollen afknagen, die ze helemaal niet lusten, en toch afknagen, zo wordt het nooit een voorjaarsperk hier. In ruil vertel ik over de viooltjes die mijn balkonbak sieren. Dat herinnert mij aan de meegevoerde snoeischaar. We lopen terug door het park, de bewoonde wereld in, Wim met zijn fiets aan de hand. Onderweg neem ik de snoeischaar ter hand en gun me de weelde van een bos wilgenkatjes, die op uitkomen staan. De hekwerkers zie ik niet meer. Ik had die mevrouw op de terugweg nog een keer willen groeten, als een oude kennis, die je verrast terugziet, dat had je niet verwacht.
© voor het verslag: F. Starik