Eenzame uitvaart #149, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 149
I.M. H. de V.
13 april 1935, Amsterdam – 30 juli 2012, Amstelveen
Begraafplaats St. Barbara, Amsterdam, maandag 13 augustus 2012, 10 uur
Dichter van dienst: F. Starik

Donderdagochtend zie ik het lampje van mijn antwoordapparaat knipperen, en vergeet het knopje in te drukken. Als ik aan het eind van de middag weer thuiskom, knippert het nog steeds, maar nu sneller. Daar zit een systeem in. Ik luister de boodschappen af. ‘Hallo meneer Starik, goedemorgen, met Ali Mahmood. Ik heb nog een uitvaart voor u.’
Hij noemt het telefoonnummer erbij, want de Dienst werkt met afgeschermde nummerinformatie. Dan moet je dus, telkens als je wilt dat iemand je terugbelt, dat nummer opzeggen. Anders kunnen de mensen zeggen ja maar ik had het nummer niet. ‘Ik wilde wel terugbellen, maar ik kon het niet.’ Uitvluchten. Het voordeel van afgeschermde nummerinformatie, anderzijds, is natuurlijk dat als je niet teruggebeld wilt worden, dat ook niet zo gemakkelijk gebeurt.

Als ik terugbel, zit meneer Van Bokhoven nog op kantoor. Hij heeft de essentiële informatie voor zich. ‘De heer H. de V., geboren 13 april 1935 in Amsterdam gevonden in zijn woning in Amstelveen op 30 juli 2012. Gescheiden. Twee keer gehuwd geweest. Drie kinderen. Twee dochters. Eén zoon, niet erkend, dus met een andere achternaam. De dochters op jonge leeftijd met moeder weggegaan. Geen contact met de buren.’ Van Bokhoven weet dat Mahmood de woning heeft bezocht. Ali werkt op vrijdag van 7 uur ’s ochtends tot één uur ’s middags. Ik kan hem morgenochtend bellen. Voor meer informatie.

Dat doe ik. Ali trof een vrijwel lege woning aan: bank, teevee, dat was het wel zo’n beetje. Schoondochter en zoon zijn in de woning geweest en hebben onmiddellijk daarna de sleutels ingeleverd. Dat was dat. De dochters, uit zijn eerste huwelijk, hebben eveneens aangegeven er verder niets meer mee te willen. Ze hebben hem al zolang niet gezien. Wel heeft Ali contact gehad met twee oude bekenden, van wie hij het nummer aantrof in H.’s agenda. Die zeiden H. de V. inderdaad te kennen. En zelf ook oud te zijn. ‘Misschien,’ verder wilden ze niet gaan op Mahmoods vraag of ze naar de uitvaart zouden komen. ‘Anders wordt het een eenzame uitvaart,’ heeft Ali gedreigd. Dan maar een eenzame uitvaart. Het misschien blijft tot maandagochtend in de lucht hangen.

Ik kijk op Google-maps naar het huis dat meneer De V. bewoonde, een aanleunwoninkje, zo’n rijtje rechte huisjes zonder verdieping erop met betegelde tuintjes die plaats bieden aan de twee kliko’s die een huishouding deze dagen behoort te voeren: een bruine en een groene. Je zou er zo een plastic tuinset in kunnen plaatsen, maar daar heeft in dit rijtje niemand aan gedacht. Plastic wordt tegenwoordig ook apart ingezameld. Het is natuurlijk ook mogelijk dat de foto werd genomen juist nadat de gescheiden afval-ophaaldienst langskwam, en per ongeluk het tuinmeubilair voor afval heeft aangezien. Onwaarschijnlijk lijkt dit niet. De tuintjes zijn afgebiesd met struikjes gemeentegroen, gesitueerd in een plantsoen. Nette armoe. H. de V. woonde hier sinds 2007. Het gedicht komt voorspoedig tot stand, dezelfde vrijdagmorgen.

Het wordt maandag. Met een roodverbrand hoofd fiets ik door de koele morgen naar de begraafplaats, waar zes dragers me wachten. ‘Meneer De V. was nogal fors,’ merkt de uitvaartleider fijntjes op. De kist is van het grootst mogelijke model. Ik moet maar even gaan kijken. De lijkauto was vroeg, de kist staat al in de aula. Zes dragers, vanwege de omvang en het gewicht van meneer De V. Even later gaat de telefoon: meneer Mahmood meldt zich af. We zoeken gezamenlijk de drie muziekstukken uit die aanstonds zullen klinken. Er is keuze tussen twee cd’s, hoe toepasselijk Afscheid 1 en Afscheid 2 geheten, geheel gevuld met sentimentele popmuziek. ‘Anders krijg je weer dat eeuwige drie keer licht-klassiek,’ vertelt hij erbij, en erachteraan: ‘Ik heb uw boek over de eenzame uitvaarten gelezen.’

Dan rijdt er een taxibusje van Connexxion voor, met drie passagiers erin. ‘Ah,’ raad ik, ‘daar zullen we de oude bekenden van Misschien hebben. Een mevrouw stapt uit en beent de begraafplaats op. De chauffeur van het taxibusje rijdt dezelfde weg als de lijkauto eerder heeft afgelegd, stopt bij de aula waar we verzameld staan en beweert dat de mevrouw die zojuist is uitgestapt, voor de uitvaart gekomen is, alleen, de andere twee passagiers zijn voorlopig nog onderweg naar elders. De uitgestapte mevrouw wenste even een graf te bezoeken, voorafgaand aan de uitvaart, begrijpen we.

Goed, dan wachten we toch even. Het is inmiddels tien uur geworden, de uitvaart zou een aanvang moeten nemen. ‘Heeft er iemand haast?’ informeer ik. Niemand heeft haast. Dus we wachten. De mevrouw blijft erg lang weg. Om kwart over tien besluiten we haar te gaan zoeken, ik loop met de uitvaartleider ieder een eigen hoofdpad af, we speuren de zijpaden af, keren onverrichterzake terug, we hebben geen levend wezen aangetroffen. ‘Die chauffeur die zei maar wat,’ concludeert de uitvaartleider. We besluiten maar gewoon te beginnen.

We treden binnen. Bette Midler zingt The Rose. ‘Some say love, it is a razor that leaves your soul to bleed…’ Dan treedt de uitvaartleider naar voren. Hij vertelt dat we hier bijeen zijn om de heer De V. te gedenken, die we geen van allen persoonlijk hebben gekend, maar dat, gelukkig, sinds een aantal jaren de gemeente heeft besloten in dat geval een dichter te laten spreken en dat hij blij is, dat hij nu het woord mag geven aan de heer Starik, die hij dan ook uitnodigt naar voren te komen om zijn woorden te spreken, ‘en daarna is er nog muziek’. Hij knikt me toe, ik kom naar voren en lees mijn gedicht voor.

*

I.M. H. de V.

U was geen reiziger, u was slechts naamgenoot
van de man die vergeefs een ander heeft gewacht.
Voor wie de zesde trein dreunt binnen in de kap.
Voor ’t laatst, voor ’t laatst. Zelfs dit ging dus voorbij.

De zesde die hem nog niet bracht. Vergeefs.
Een aanleuningwoninkje leunt nergens tegenaan.
Een huis dat nergens meer op wacht. Zelfs met de buren
niet geleefd en geen contact. Twee dochters uit een huwelijk

dat mislukt, en nog een huwelijk dat mislukt. Een zoon
werd niet erkend, draagt niet die koude achternaam. Een agenda
waarin alle dagen staan, twee oude bekenden, die bekennen

u te kennen als H. de V. Ze zagen u al jaren niet.
Dus hier sta ik en houd u vrij. U eenmaal, door een enkele blik
te zeggen: dit ben ik, en dat waart gij.

*

Ik vouw het gedicht in vieren, precies zoals het tevoren opgevouwen in de binnenzak van mijn begrafenispak had gezeten, schuif het onder het bloemstuk, laat mijn hand nog even rusten op de kist. Elton John. ‘And it seems to me you lived your life like a candle in the wind’, jawel. Jeff Buckley tikt ‘Hallelujah’ er nog achteraan, dan stappen we naar buiten, de koele morgen in, de zon schijnt niet op volle kracht, een lichte nevel houdt de kleuren zacht. De zes dragers hebben inderdaad moeite met het plaatsen van de kist. Het past allemaal maar net. Maar het past, en daar gaat het toch maar om. Schepje zand. Ook op de terugweg komen we mevrouw Misschien niet tegen. Gesprekje in de koffiekamer. ‘Ze laten de mensen soms uren op een bankje wachten. Voor zo’n busje weer komt om ze op te halen.’ Naar huis, naar huis.

gedicht en verslag: (C) F. Starik