Eenzame uitvaart #148, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 148
P. A. B.
vrijdagochtend 8 juni, 10 uur, begraafplaats St. Barbara
dichter van dienst: Jos Versteegen

Van Bokhoven meldt: meneer B. werd geboren op 3 maart 1966 in Wassenaar, hij woonde in Den Haag in een verpleeghuis, en is gestorven op vrijdag 1 juni in VU Ziekenhuis A’dam, afdeling longziekten. ‘En dan moeten wij begraven. Omdat hij hier gestorven is.’

Van Bokhoven meldt verder: ongehuwd, ouders overleden, broer in Australië, ook overleden. Er is een telefoonnummer van ‘een vriendin’, het kan ook een voormalige buurvrouw wezen, hij heeft vier keer haar voicemail ingesproken, ze belt niet terug.

Meneer had schulden, er was juist een afspraak voor een intakegesprek bij de schuldhulpverlening gemaakt. Er is ook nog een nummer van een contactpersoon bij het verpleeghuis. Ik geef het allemaal aan Jos Versteegen door.

Vrijdagochtend. Wisselend bewolkt. Als ik aan kom fietsen klingelt het klokje reeds. Ik tref Versteegen en Van Bokhoven in een geanimeerd gesprek. Parkeer mijn fiets, zwaai naar de uitvaartleider, die zich even later bij ons voegt. Hij vraagt naar de muziek, die Jos heeft meegenomen. ‘Nummer 1, nummer 3, nummer 9,’ wijst hij, ‘van de eerste cd.’ Eén-drie-negen, de cijfercombinatie heeft iets absoluuts, zelfs dreigends, alsof het een code voor het een of ander is. We herhalen de unieke code allemaal een keer. Drie liederen van Henry Purcell (1659-1695), gezongen door de Canadese countertenor Daniel Taylor. ‘Fairest isle’,
‘Music for a while’, ‘O solitude, my sweetest choice’. Deze liederen staan op de dubbel-cd Muse, uitgegeven door ATMA classique. Nummer één, nummer drie en nummer negen dus.
‘Met name ‘O solitude, my sweetest choice’ vond ik wel passen bij het teruggetrokken bestaan van P. A. B.,’ schrijft Versteegen later.

Even later is het tijd. De uitvaartleider gaat ons voor, de aula in. De dragers laten zich niet zien, verblijven vermoedelijk in de koffiekamer. Jos en Van Bokhoven schuiven in het voorste bankje op links, ik zet mij op rechts, de uitvaartleider blijft schuin achter mij staan. Na het eerste muziekstuk komt hij naar voren en nodigt ‘stadsdichter’ – hij zal denken dat iedere dichter van dienst meteen tot stadsdichter wordt gepromoveerd – Jos Versteegen uit een ode te brengen aan de heer P. A. B., die we gedenken met muziek en deze woorden. Het zijn precies deze woorden, altijd.

Smartlap
Voor P. A. B.

Dit is een klein, eenvoudig lied.
Het zou van vroeger kunnen zijn
toen jongens stil en eenzaam waren,
met dode vaders en werkloos.

Een liedje van een grote broer
die uit een ver land brieven schreef:
‘Kom hier naartoe, hier schijnt de zon’,
en die daar toen gestorven was.

Een liedje van een lieve moeder,
in tranen om haar beide zoons,
vooral ook om die ene, stille,
die zij verweesd moest achterlaten.

Er valt een kerstkaart op de mat
van iemand die zijn naam nog weet.
Hij schrijft allang niet meer terug.
En dan: het water bij zijn longen,
het ziekenhuis, zijn laatste dag.

Dit is een klein, eenvoudig lied.
Het zou van vroeger kunnen zijn.

Jos Versteegen

Later, als de drie muziekstukken allemaal hebben geklonken, de dragers meneer B. zijn komen ophalen, die naar het graf hebben gerold, de kist gezakt is, wij ons schepje zand hebben geworpen, aan een kopje koffie nippen, vertelt Jos Versteegen over het telefoongesprek dat hij voerde met de vriendin, die dus eigenlijk meer een kennis was:
“P. zat tegenwoordig in een verpleeghuis in Den Haag. Hij was erg op zichzelf. Een teruggetrokken man, ‘contactgestoord’ kun je misschien wel zeggen. Ze vond hem zielig. Hij had een technische opleiding gedaan (ambachtsschool) en hield van computers. Hij had baantjes, maar dat duurde nooit lang. Ze noemt P. ‘een goede jongen’. Hij hield van voetbal, hij was een Ajax-fan.

De vader van P. was allang dood. Zijn moeder was hertrouwd, maar deze stiefvader van P. is ook overleden. Met zijn moeder maakte P. reizen over de hele wereld; ze waren heel gelukkig met elkaar. Moeder had ooit gezegd: ‘Ik hoop niet dat ik gauw doodga, want hoe moet het dan met P. ?’ Helaas stierf zij in 2003, en dat gaf P. een enorme klap. Het ging daarna niet goed meer met hem. Hij kreeg schulden.

P. had een broer in Australië die hem ooit liet weten: ‘Je moet ook hiernaartoe komen.’ P. was inderdaad van plan om in Australië te gaan wonen. Maar door de dood van zijn broer, twee jaar geleden – die was plotseling overleden, zomaar, in een winkelcentrum – ging dat niet door. P. kreeg een longziekte, ‘water achter de longen’, en werd opgenomen in het VU-ziekenhuis. Hij wist dat het niet goed meer zou komen met hem. Tegen zijn kennis zei hij: ‘Ik ben heel ziek, ik word niet meer beter.’ Ook zei hij ooit: ‘Ik heb niemand meer.’

Ze schreven elkaar wel eens een ansicht, bijvoorbeeld met Kerst, maar de laatste jaren kreeg zij geen reactie meer op haar kaartjes.”

Als ik de koffiekamer uitloop, tref ik de oude heer Degenkamp op de begraafplaats aan. We informeren naar elkaars gezondheid. ‘Kwaaltjes,’ begint meneer Degenkamp, om zich aansluitend te laten meevoeren door een gedetailleerde beschrijving van zijn huidige gesteldheid. Het valt niet mee. Zijn hoofd loopt sneller dan het lichaam toestaat. ‘Slof toch niet zo, Johan,’ zei zijn dochter laatst. Hij vertelt over het personeelslid dat, als hij hem een tijdje geleden nog iets wilde aanwijzen, achter op de begraafplaats, altijd twee, drie passen achterop raakte, onderweg naar het laatste pad, daar in de verte. Datzelfde personeelslid gaat nu voorop, en kijkt bij iedere bocht even achterom, waarop Johan wijst of hij nu rechtdoor moet, links- of juist rechtsaf. ‘Ongeveer zoals een hond je aankijkt als je met hem gaat lopen, los van de lijn,’ moet ik gedacht hebben.

Het was heel stil in de aula, gedurende ons kleine dienstje. De afwezigheid van de dragers. Ze kunnen heel goed hoesten. Nu klonk er alleen een keer een afgemeten blafje van Van Bokhoven, en even later mocht ik zelf: zorgvuldig getimed, in de ruis tussen twee muziekstukken in, als er ergens iets bewoog.

(c) voor gedicht Jos Versteegen
(c) voor verslag: F. Starik