Eenzame uitvaart #26, Den Haag

Eenzame uitvaart nummer 26, Den Haag
I.M. R. N. A.-M., geboren in Basra, Irak (1959).
Op 29 maart 2010 werd zijn stoffelijk overschot in zijn woning aangetroffen.
De heer A.-M. is op donderdag 6 april om 09:30 uur begraven op Oud Eik & Duinen.
Dichter van dienst: Erwin Vogelezang

mawwâl

er zijn woorden die aan dit gedicht voorafgaan
als zand voor wind, moeder voor kind, de bolling
van een gewaad waar het lichaam begint.

er is een leven dat aan deze dood voorafgaat,
een flessenhalsgroene fluistering, een oog
dat opent in de nacht; yā aīn, yā lail.

er zijn de sterren die u achterliet, ze bleven
voor wie handen in onschuld of olie wast
zijn ze gebleven – en niets wat u deed
was hen vreemd.

“Succes met schrijven”, besluit de e-mail van Eenzame Uitvaart coördinator Henk van Zuiden. Zo eindigen zijn e-mails wel vaker, maar dit keer gaat er helaas weinig bruikbare informatie aan vooraf. Wat er van ‘mijn’ eenzaam overledene bekend is, bestrijkt nog geen drie regels, waarvan er één wordt ingenomen door zijn volledige naam en nog eens een halve door de mededeling dat hij op 29 maart door de politie in zijn woning werd aangetroffen.

Telefonisch overleg met de gemeente leidt nauwelijks tot nieuwe inzichten. Wel bleek R. bijzonder dood te zijn; zo dood dat zelfs de geharde politieagenten zich er maar met moeite toe konden zetten om de woning (verwaarloosd, veel flessen) te betreden. En zoals zo vaak in dergelijke gevallen, zijn het de buren die de politie hebben ingeseind. Nee, niet daarom, maar omdat de brievenbus zo vol zat; iets dat uiteindelijk vooral te wijten blijkt aan een eind 2009 door energiebedrijf Eneco toegestuurde chocoladeletter. Maar verder? R., die sinds 1995 in Nederland zou verblijven, had hier evengoed nooit aangekomen kunnen zijn.

Dus wat te schrijven? En welke muziek? Uiteindelijk stuit ik, na een vruchteloos gesprek met een vriendelijke dame van een Irakese culturele organisatie, via iTunes op een desolate mawwâl, waarvan ik de traditionele openingswoorden (yā aīn, yā lail : oh, oog, oh, nacht) leen en dat de begrafenisceremonie opent. Mijn vriendin, Henk en ik luisteren naar de muziek die door de achter een gordijn verscholen uitvaartleider wordt opgezet. Voor de rijen lege stoelen ligt R. in een kist waar we wat blauwe druifjes op hebben neergelegd. Ze liggen er even eenzaam bij als de muziek klinkt. “Ik hoop dat hij nu naar huis kan”, zegt mijn vriendin als we na de keurige ceremonie weer in de lentezon staan. Henk en ik knikken.

voor gedicht en verslag: Erwin Vogelezang