Eenzame uitvaart #249
vrijdag 22 mei 2020, 10.00 uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Rozalie Hirs
Weet zelf niet
Meneer M. was negentwintig toen hij in het water viel. Hij kan ook zijn gesprongen, of gestapt, niemand die het zag gebeuren. Maandagochtend 11 mei om half negen dreef hij in het Oosterdok.
Een helikopter en een ambulance kwamen, meneer M. was al dood. Agenten die hem op de wal hadden getrokken haalden een wit laken tevoorschijn. In een zak werd een identiteitskaart gevonden, het bleek om een Roemeen te gaan.
In het politiemortuarium aan de Boelelaan constateerde de schouwarts dat meneer M. niet door geweld om het leven was gekomen, in zijn bloed werd een buitensporig alcoholpromillage gemeten.
Meneer M. was twee jaar in Nederland, in Amsterdam leidde hij een zwervend bestaan. Als de nachtopvang vol was sliep hij in het park, overdag frequenteerde hij inloophuizen van de Regenboogstichting. Daar kreeg hij een maaltijd en soms een schone onderbroek.
De stad Cluj-Napoca ligt in Transsylvanië, meneer M. werd er op 12 juli 1990 geboren. Hij zou kunnen afstammen van een Roemeense componist, een daar te lande bekende hoogleraar psychologie zou best eens zijn oom kunnen zijn.
Het is speculeren want de nabestaanden in Cluj-Napoca die met hulp van de Roemeense ambassade werden getraceerd en lieten weten de uitvaart om financiële redenen niet op zich te kunnen nemen, hebben de gemeente Amsterdam geen nadere toelichting verstrekt.
Vaststaat dat meneer M., zoals veel van zijn landgenoten die op jonge leeftijd de armoede pogen te ontvluchten, eerst naar Italië is gegaan, omdat de Roemeense taal verwant is aan het Italiaans.
Meneer M. streek in Calabrië neer, dat als armste regio van Italië in vergelijking met Transsylvanië voor hem als een Walhalla kan hebben gegolden. We weten niet of hij er ook op bonafide wijze aan de kost is gekomen, als seizoensarbeider misschien, bekend is wel dat hij er een stommiteit beging.
Het was op zaterdag 22 november 2008, hij was achttien, toen hij in een supermarkt in Reggio Calabria een hoeveelheid mascara en deodorant probeerde te ontvreemden. Het alarm ging af, hij werd gegrepen en opgehaald door de politie.
De foto die ze op het bureau maakten – tengere jongen, piekhaar, droevige ogen – verscheen ook in Il Giornale di Calabria, ter illustratie van een tot in lengte van dagen online raadpleegbaar artikel waarin het politienieuws van het voorbije weekend werd opgesomd.
Pas in 2017 laat meneer M. een volgend spoor na, dat wederom niet veel goeds doet vermoeden, al zou het natuurlijk kunnen dat zijn levenswandel in de tussenliggende periode onberispelijk is geweest.
Ditmaal betreft het twee supermarkten in zijn geboortestad, Kaufland en Profi Rom Food, waar hij diverse goederen moet hebben ontvreemd. Het leidt tot een rechtszaak waarin meneer M. tot een voor hem waarschijnlijk forse geldboete, drieduizend Lei, ruim zeshonderd euro, wordt veroordeeld. Kort daarop komt hij voor het eerst in Amsterdam bij de Regenboogstichting in beeld.
Het vermoeden dat meneer M. vanwege die boete is gevlucht wordt bevestigd door een volgende zaak, waarbij het gerechtshof in Cluj-Napoca hem bij verstek sanctioneert voor het niet betalen van de eerdere boete.
Op 18 mei 2018 heeft meneer M. aan de Stadhouderskade een intake-gesprek met een Roemeens sprekende medewerker van de Regenboogstichting. De medewerker noteert dat zij geen hoogte van ‘cliënt’ kan krijgen.
Onder het kopje ‘problematiek’ noteert zij ‘verslavingen’. Als ze informeert wat zijn toekomstplannen zijn krijgt ze ‘weet zelf niet’ als antwoord. De rest van het gesprek verloopt weinig bemoedigend:
Zou je het leuk vinden om iedere week met iemand samen iets te ondernemen? Nee. Zou je het leuk vinden om overdag iets te doen te hebben? Nee. Zou je een plek in de buurt willen hebben waar je iedere dag koffie kunt drinken en mensen kunt ontmoeten? Nee.
Na het intakegesprek is meneer M. geregeld bij De Kloof te vinden, een opvanglocatie aan de Kloveniersburgwal waar je onder meer kunt douchen. Tevens frequenteerde hij de Princehof, spuiters kunnen daar naalden omruilen.
Soms dook hij op bij Blaka Watra, een gebruikersruimte in de buurt van het centraal station. Toen meneer M. daar op 3 november 2019 een joint opstak, kennelijk in een ruimte waar dat niet is toegestaan, kreeg hij een schorsing van twee weken aan zijn broek.
Op zondag 10 mei, de laatste dag van zijn leven, is meneer M. bij De Kloof geweest, het is onduidelijk hoe laat hij daar is vertrokken. Het stevige innemen moet daarna zijn begonnen, in benevelde staat kom je het inloophuis niet binnen.
Misschien is meneer M. voorover getuimeld bij het urineren, hij zou de eerste niet zijn. Het is mij niet duidelijk of de agenten die hem de volgende ochtend aan wal hezen zijn gulp hebben gecontroleerd, wat bij waterlijken de procedure schijnt te zijn.
Vrijdag 22 mei, tien uur, Sint Barbara. Ik laat het andante van de vierde studiesymfonie van de Roemeense componist George Enescu voor meneer M. spelen, een idee van Sara Gabalawi, mijn vriendin, de Amerikaanse celliste, die wel vaker de muziekkeuze bepaalt.
De studiesymfonie wordt voorafgegaan door het derde deel van L’exil intérieur, van Enescu’s landgenoot en collega Horațiu Rădulescu, op cello uitgevoerd door zijn weduwe, Catherine Marie Tunnell; een suggestie van Rozalie Hirs, dichter van dienst.
Achter de eenvoudige kist met de negentwintigjarige lopen Hirs, de uitvaartleider en ik stilletjes in de richting van zijn graf. De vier dragers plaatsen hem voorzichtig op de met dennentakken gecamoufleerde graflift. Begraafplaatsmedewerker Richard Degenkamp fatsoeneert de sobere krans, zet het mechanisme in werking en reikt ons het schepje zand aan.
Joris van Casteren.