Eenzame uitvaart nummer 12, Den Haag
I.M. J. N.,
geboren op 31 mei 1969 in Bychawa, Polen, overleden te Den Haag op 20 april 2009.
Begraafplaats Nieuw Eik en Duinen, maandag 4 mei 2009 om 09:00 uur.
Dichter van dienst: Erwin Vogelezang
Het gegeven dat er een stoffelijk overschot in de Haagse Prinsessegracht is gevonden, leidt op een internetforum al snel tot een klaagzang over de onveiligheid die zo kenmerkend is voor de huidige tijd of althans als zodanig wordt ervaren. Toch is J. niet door geweld om het leven gekomen. Hoewel: op basis van de weinige feiten zou je voorzichtig kunnen concluderen dat misschien sprake was van ‘vertraagde zelfmoord’, want de 39 jarige Pool zou – het landscliché indachtig – een groot liefhebber van alcohol zijn geweest. En ook de associatie met geweld is niet eens zo vergezocht. Alcohol en J. lagen elkaar immers minder goed dan J. zelf moet hebben aangenomen.
Dat hij in beschonken toestand agressief gedrag vertoonde, dat hij een door zijn (tijdelijke) werkgever ter beschikking gestelde caravan onlangs grondig ‘renoveerde’ en dat zijn moeder nog steeds in Polen woont; het zijn de weinige feiten waaruit ik een gedicht moet ‘destilleren.’ Verder is er vooral veel onduidelijk. Hoe (dronken? epileptische aanval?) J. te water is geraakt bijvoorbeeld. En wat hij überhaupt in Den Haag deed. Dat de Poolse ambassade het gedicht – in vertaalde vorm – naar de moeder opstuurt, maakt het nog lastiger om een waardige tekst te produceren. Moet ik J. portretteren als een zachtaardige man, die altijd het beste met de wereld en zichzelf voorhad? Moet ik zijn moeder ‘post mortem’ op zijn vermeende tekortkomingen wijzen? De makkelijkste weg – het is tenslotte 4 mei – leidt tot een nogal onpersoonlijke eerste versie. Kiezen voor flarf? Maar wat zegt ‘onze’ dodenherdenking of een flarfgedicht een zoonloze moeder in een Pools kwartstadje? Uiteindelijk besluit ik om het gedicht wat traditioneler op te zetten en een sentimentele wending te geven. Want dichten voor de dode, is soms ook dichten voor de levende.
J. gaat op reis
It’s a wonderful life – if you can find it (Nick Cave, ‘Wonderful Life’)van Bychawa naar Lublin naar Tilburg tot hier:
iedere bestemming een belofte, iedere aankomst
bier. soms dronk je op stations, winterhardtegen het wachten, vaak op het verleden, zelden
samen en altijd alleen. we gunden je een caravan
om in te wonen, een baan om voort te bestaan,legden uit dat je een productiemedewerker
en buitenlandse collega was. jij stapelde boze
blikken; bonen in de ochtend, Żywiec daarna.toch: in de buik van de vrouw die nu opnieuw
de dagen aftelt tot je komst, was je een belofte.
naar huis, naar haar, bleef je altijd onderweg.
Ik lees het tijdens de crematieplechtigheid voor een publiek van drie; mijn vriendin en twee medewerkers van de uitvaartorganisatie. Het ingelijste gedicht en een vers geplukt bosje vergeet-mij-nietjes staan op de kist. We’ll Meet Again (Johnny Cash) en een live uitvoering van Cohen’s Bird on a Wire later (de door ons opgestuurde cd is niet aangekomen, dus we doen het met tweede keuzes), staan we weer buiten. Ook wij gaan naar huis.
© voor gedicht en verslag: Erwin Vogelezang