Eenzame uitvaart #244
vrijdag 11 oktober 2019, 9.30 uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Atte Jongstra
Moeilijke voeten
Meneer K. woonde op drie hoog in de Gillis van Ledenberchstraat, niet ver van de houtzaagmolen. ‘Als er werd aangebeld deed hij echt niet zomaar open,’ zegt de benedenbuurvrouw. ‘Omdat hij altijd in z’n blote kont rondliep,’ verduidelijkt haar man.
Op een dinsdagochtend zit ik bij meneer K.’s benedenburen op de bank. Ze wonen op de begane grond, de televisie staat aan. Ze roken shag, een mollige hond hobbelt door de kamer.
Naturisme, stellen de echtelieden, was zijn lust en zijn leven. Elke zomer reed meneer K. naar Kroatië. ‘Daar zat hij dan drie, vier maanden in een caravan in zo’n naaktloperskamp,’ zegt de buurman, en hij steekt nog maar eens op.
Het hele jaar leefde meneer K. naar zijn vakantie toe. ‘Maanden tevoren was hij al bezig met inkopen en z’n auto op orde te maken,’ zegt de buurvrouw. ‘En allerlei dingen poetsen, klaarleggen en inpakken.’
In 1995 betrokken ze de woning. De vorige bewoner waarschuwde hen voor meneer K., een grote, grijsharige man die graag anderen terechtwees. Hij woonde sinds 1977 op de bovenverdieping, altijd alleen.
‘Hij zag zichzelf als opperhoofd van het portiek,’ zegt de buurman. Toen hij op een keer zijn fiets in de gemeenschappelijke hal voor zijn eigen voordeur stalde kwam meneer K. direct protesteren. ‘Wat als er brand uitbreekt?’ riep hij.
De buurman zei dat de fiets geen gevaar opleverde voor meneer K. en de andere bewoners. ‘Want als er brand uitbreekt hoeft niemand hier langs, het is dus hooguit voor onszelf een gevaar.’ Die opmerking viel niet in goede aarde: toen de fiets er een volgende keer weer stond zette meneer K. hem buiten.
Toen zij er kwamen wonen was meneer K. net met pensioen, na een lang dienstverband bij het Kadaster. Het viel hen op dat de grote grijze man zich moeizaam voortbewoog, zijn voeten waren opgezwollen.
Meneer K. hield er een regelmatig leefpatroon op na. ‘Als hij naar de vuilcontainer liep wisten wij dat het dinsdag twaalf uur was,’ zegt de buurvrouw. Elke vrijdag reed hij naar de supermarkt, in zijn Opel, stipt om half elf.
Als ze ’s avonds om half twaalf een ommetje maakten met de hond, zagen ze bij hem het licht uitgaan. ’s Ochtends om zeven uur hoorden ze hem aan de achterzijde het slaapkamerraam openen.
Door de ervaring met de fiets hield de buurman het bij een besmuikt groeten. De buurvrouw deed wat meer moeite. Ze vond hem sneu in al zijn eenzaamheid, in het portiek knoopte ze soms een gesprekje met hem aan.
Zo vernam ze dat zijn voeten als gevolg van suikerziekte waren gaan zwellen. Tijdens een volgende ontmoeting was meneer K. over het naturisme begonnen, haar man vond het nogal vrijpostig dat hij daar zomaar met haar over sprak.
Na een medische keuring bepaalde een arts dat meneer K. niet langer in de Opel mocht rijden, noodgedwongen schafte hij een brommobiel aan. ‘Het was geen gezicht, hij paste er amper in,’ zegt de buurvrouw.
Met dat wagentje kon hij de snelweg niet op, meneer K. was er woedend over. ‘Alleen maar omdat ik een beetje suikerziekte heb,’ zei hij tegen haar. Het Kroatische naturistenkamp was onbereikbaar geworden, zijn caravan zag hij nooit meer terug.
Vanaf dat moment ging het bergafwaarts. Op een vrijdag, ruim twee jaar geleden, zag de buurvrouw de brommobiel om half elf ’s ochtends – het boodschappenmoment – nog in de straat staan. ‘Ik heb gelijk 112 gebeld.’
De centralist zag in het systeem dat meneer K. in het ziekenhuis lag. De volgende dag ging ze erheen, meneer K. was verbaasd toen hij de buurvrouw naast zijn bed zag staan. ‘Wat kom jij hier nou doen?’ riep hij uit.
Het is onduidelijk wat meneer K. was overkomen. ‘Ik meen iets van een beroerte, het was de dag ervoor op straat gebeurd.’ Meneer K. wilde naar huis. Dat mocht van de artsen alleen als er iemand was die boodschappen voor hem wilde doen.
Een jaar lang deed ze boodschappen voor meneer K. Voor ze met de zware tas naar boven kwam, moest ze hem bellen. ‘Zodat hij genoeg tijd had om zich aan te kleden.’ Ze vond dat zijn woning er netjes uitzag, het meubilair leek in de jaren vijftig aangeschaft.
Aan de muur hing een grote naaktfoto van meneer K., ze schrok ervan. ‘Hij stond op een grasveld en had alleen zijn sandalen nog aan.’ Meneer K. vertelde dat de foto was gemaakt op het Kroatische naturisten-terrein. Haar man vond het een onwenselijke situatie. ‘Vanuit het ziekenhuis hadden ze hem naar een bejaardenwoning moeten sturen.’
Als ze de boodschappen in de keuken had opgeborgen, wilde meneer K. graag nog even met haar praten. Ze vroeg wat hij de hele dag deed. Hij zei dat hij voornamelijk achter de pc zat. Hij was geïnteresseerd in sterrenkunde, daar zocht hij van alles over op. ’s Avonds keek hij televisie, liefst naar The Incredible Dr. Pol, een programma op National Geographic.
Hij was in Almelo geboren, op 4 juni 1931, maar opgegroeid in Amsterdam in een krappe woning aan de Postjesweg. Zijn vader, een zeer strenge man, zou huisschilder zijn geweest.
Hij had een zus die na de oorlog naar Australië was geëmigreerd. Tegen de buurvrouw zei hij dat hij blij was dat zij zich aan de andere kant van de aarde bevond. ‘Hij had een pesthekel aan haar.’ Zijn ouders gingen in de oorlog uit elkaar, zijn vader hertrouwde. In Purmerend woont een halfbroer met wie meneer K. geen contact wilde hebben.
Meneer K. is negen jaar getrouwd geweest, met een zekere Cornelia. Ze kregen geen kinderen, in 1971 scheidde zij van hem. Tegen de buurvrouw zei hij dat hij nog een poos verliefd was op een Spaanse. ‘Maar zij kreeg heimwee en is toen naar haar land teruggegaan.’ In de jaren tachtig had hij twee Siamese katten en een paar kanariepieten.
De buurvrouw zag zijn voeten alsmaar groter worden, voortbewegen lukte nauwelijks nog. Ze zei dat er thuiszorg bestond, die kon er allicht iets aan doen. Van meneer K. hoefde dat niet. ‘Niks geen onbekend mens bij mij in huis.’ Omdat hij niet meer naar de kapper kon, knipte hij zelf zijn haar. ‘Het zag er niet uit,’ zegt de buurvrouw.
Hij zei dat de bewoners van tweehoog het op hem hadden gemunt. ’s Nachts maakten ze expres vervelende geluiden om hem op stang te jagen. ‘Dat komt ervan als je zo lang binnen zit,’ zegt de buurman. ‘Dan ga je dingen zien en horen die er helemaal niet zijn.’
De buurvrouw vond het triest dat meneer K. ook met de feestdagen helemaal alleen was. Om hem op te monteren schafte ze bij de Action een mini-kerstboom voor hem aan. Meneer K. was absoluut niet blij met het geschenk. ‘Ik kon het gelijk weer mee nemen, hij vond het allemaal maar katholieke onzin.’
Het raakte haar, de buurman vond het hoogst onfatsoenlijk. ‘Zo ga je toch niet om met elkaar.’ Vlak daarna viel ze van haar fiets en brak haar pols. Op koele toon liet ze meneer K. weten dat ze voorlopig niets meer kon tillen.
Vanaf dat moment bestelde meneer K. zijn boodschappen bij Albert Heijn. ‘Elke vrijdag stopte er hier zo’n busje op de stoep,’ zegt de buurman. Aan de bezorger die voortaan naar boven liep gaf meneer K. zijn vuilniszak mee.
Maanden gingen voorbij. Ze zagen zijn licht aan- en uitgaan, hoorden het slaapkamerraam. ‘Op die manier hielden we hem toch een beetje de gaten.’
Op een dag in september, hij zat al meer dan twee jaar binnen, belde een mevrouw van de thuiszorg bij hen aan. Ze zei dat ze voor meneer K. kwam, hij deed niet open. Ze was ingeschakeld door de huisarts, die zich waarschijnlijk was gaan afvragen hoe de 88-jarige patiënt zich op driehoog in leven hield.
Ze gaven zijn telefoonnummer en waarschuwden voor het moeilijke karakter van de man. Eenmaal is de thuiszorgmevrouw bij meneer K. binnen geweest, dat vertelde ze een paar weken later, toen ze opnieuw op de stoep stond.
Meneer K. deed toen wederom niet open, hij nam ook zijn telefoon niet op. Een paar dagen eerder had de buurman zijn licht nog zien branden. Ze keken omhoog, het licht brandde nog steeds. De buurvrouw had het raam die ochtend niet gehoord.
Er kwam politie, een man van de sleuteldienst, de huisarts.
Vrijdagmorgen half tien, het miezert op Sint Barbara. De benedenburen lieten mij al weten dat ze niet zouden komen. Een eenzame uitvaart, zei de buurman toen ik afscheid van hen nam, paste eigenlijk wel bij meneer K.
Ik laat een nocturne van Chopin voor hem spelen, na het gedicht van Atte Jongstra een romance van Tsajkovski, gebaseerd op het gedicht ‘Nur wer die Sehnsucht kennt’ van Goethe. Op de finale van Richard Strauss’ Don Quichote (Sehr ruhig) tillen acht dragers van Uitvaartcentrum Zuid de kist met meneer K. naar buiten. Aan het graf nemen we een minuut stilte in acht, over de Transformatorweg rijdt een brandweerwagen met sirene.
Joris van Casteren.
(Verslagen van eenzame uitvaarten worden in opdracht van Stichting De Eenzame Uitvaart geschreven en vallen buiten de verantwoordelijk- en aansprakelijkheid van de aangesloten gemeenten)