Eenzame uitvaart nummer 225
I.M. G. W. G-B.
begraafplaats St. Barbara, dinsdag 20 februari, 12 uur
dichter van dienst: Erik Jan Harmens
Als ik met Van Bokhoven bel, over zaak 224, vertelt hij over de drukte op kantoor, en je mag geen fouten maken, je mag geen fouten maken. Ik herhaal dat nog een keer, zodat het wel lijkt, alsof we strafregels aan elkaar dicteren. Hij vertelt over een Duitse meneer, die ook een eenzame uitvaart leek te worden, maar waar waarschijnlijk uit een nabijgelegen buurthuis enige belangstellenden op af lijken te gaan komen – een oude zaak, al daterend van 12 december. Zal wel niet doorgaan, schat Van Bokhoven in.
Ik ga douchen, aankleden. Onder de douche vandaan zie ik dat de Dienst nog eens heeft gebeld. Eerst vast, en toen mobiel. Voor ik me aan zaak 224 zet besluit ik terug te bellen. Wie weet. Ja, het is de Duitser.
Gerald Rosenberger mailt een paar minuten later: ‘Hierbij alvast wat gegevens van de overledene. Het betreft een meneer die in Duitsland geboren is. Identificatie duurde heel lang. Dhr. had in Nederland niemand, alleen nog een zus in Duitsland. Zij wilde hem in eerste instantie terughalen maar reageert niet meer op e-mails, telefoontjes, offertes. Gaf alleen aan bij het consulaat dat zij geen geld had. Heeft ook niet gezegd dat zij naar de uitvaart wilde komen.
Dhr. huurde een kleine zolderkamer in de Jordaan van een particuliere verhuurder, maar was ingeschreven op een ander adres van dezelfde huisbaas. Verder heb ik gezocht via het buurthuis waar hij kwam, maar niemand kende hem goed genoeg of heeft belangstelling om naar een uitvaart te komen. Zolderkamer was erg vervuild, heb niets kunnen ontdekken waar hij van hield of waar hij mee bezig was.’
Ook deze uitvaart is particulier, lees ik op de bijgevoegde formulieren. En dat de muziek via de dichter wordt geregeld. Meneer B. werd op 19 november 1951 geboren in B., in Duitsland. En hij werd dus gevonden op zijn zolderkamer. Op het formulier staat een adres in de Laurierstaat aangegeven, op eenhoog, dat is niet hoog genoeg voor een zolderkamer.
Rosenberger vertelt: we hebben zijn kamer bezocht. Ontzettend vieze bende. Wees maar blij dat jij het niet gezien hebt. Muizen. Raam, gordijn. Geen wc, heb ik niet gezien, geen douche, wel een keukenhoekje. Meteen de huisbaas op de stoep. Over de huur, die al sinds december niet meer is voldaan. Wie er verantwoordelijk is voor de rommel. Wie komt dat opruimen? En vooral: wanneer?
Een andere kamerbewoner, die hoopt dat de kamer nu snel vrijkomt. Kan hij die er bijnemen. Dit kan toch zo niet voortduren? Die kamer kan wel een flinke opknapbeurt gebruiken. Wie gaat daar eigenlijk over? Nee, hij begrijpt ook wel dat hij daarvoor bij de huisbaas moet wezen, niet bij de ambtenaar die er alleen maar is om de toestand op te nemen. En ja, het zal allemaal wel geregeld worden.
Rosenberger is ook in het buurtcentrum geweest, zo’n aanloopplek voor ouderen.
In dat buurthuis kwam hij wel eens, maar niemand kende hem echt. Wel eens gezien, ja. Een Duitser. Kon je horen als hij koffie bestelde. Nooit mee gesproken. En je gaat ook niet zomaar naar de uitvaart van een vreemde toe. Misschien bedoelen ze wel heel iemand anders, al is die Duitser inderdaad al een poos niet meer gezien. Misschien is hij wel verhuisd, toch? Woont hij hier gewoon niet meer.
Hoe dan ook. Hij had een pensioen uit Duitsland en een levensverzekering bij Delta Loyd. Genoeg geld voor een particuliere uitvaart. Acht dragers zullen hem tillen, het bloemstuk zal fraaier zijn dan het standaard stukje, er zal cake zijn bij de koffie.
Dinsdag. De auto is vroeg, de dragers, de uitvaartleider van de aardse bloemen en ik verlaten de koffiekamer om de overledene op te wachten, slaan het uitladen gade of rollen de baar de aula binnen. Om kwart voor twaalf ga ik nog eens buiten kijken of de dichter van dienst al gearriveerd is, ja, daar staat hij, voor de koffiekamer. Ik ga naast hem staan, we begroeten elkaar nauwelijks. ‘Hee.’ Erik Jan kijkt me vorsend aan, vraagt dan: ‘Gaat het goed?’ Ik haal mijn schouders op, laat dan een langgerekt ’te gèk’ volgen, hij grijnst, doet er verder het zwijgen toe. Hoe lang is het nu geleden, dat we elkaar op de uitvaart van Menno begroetten? Misschien al wel twee weken. Nog even staan we zo het uitzicht in ons op te nemen, dan weten we genoeg. Naar binnen. Alles is klaar om te beginnen.
Twaalf uur precies treden we de aula binnen. Gestillte Sehnsucht, Jard van Nes zingt Brahms, Lieder. Wat duurt dat nummer eigenlijk lang, bijna zeven minuten. Er zitten een paar van die momenten in dat je denkt: zo, nu is ze wel uitgezongen en dan begint ze weer. De uitvaartleider kondigt de dichter aan, wijst opnieuw op de bloemen, de muziek, die speciaal voor hem is uitgezocht. Over de bloemen zegt hij niets.
*
‘Hij is al op 12 december gevonden, maar identificatie duurde heel lang’
NOG TOT U
twee maanden nog wel hier maar niet op aarde
twee maanden om u naar ’n naam toe te vertaleneen naam als taal op schrift: inktzwart op wit
een naam over de tong in himmlisch lichtontslapen in een kamer met muren om tegen te praten
zonder water om geur als herinnering te doen vervagengeen stralenkrans, nul googlehits om op te bogen
u bent gespot, welke god heeft nog tot u gesprokentwee maanden om u naar ’n naam toe te vertalen
een naam waar niet naar gevraagd, als triviaal geheimu bent geboren, leefde, tijd niet te achterhalen
uw naam is als stilte: groot én klein
*
String Quartet, nummer 2, Michael Nyman. Opnieuw Jard van Nes: Immer Leise. Kalm, geluidloos, bedaard, gedeisd, fluisterend, rustig, vredig, zacht – dat zijn nog maar enkele van de synoniemen voor Leise, goed woord. Daarna zullen we wel naar buiten zijn gegaan, een tijdje stil bij het graf hebben gestaan, de schep zand op de kist hebben geworpen, kopje koffie hebben gedaan – ik bewaar er geen herinneringen aan. Ik weet alleen nog dat de kist in hetzelfde gat verdween waar we anderhalf uur eerder meneer W. in hebben neergelaten.
In de tussentijd is er kennelijk een karretje langsgeweest om die kist onder een laag zand aan het oog te onttrekken. Nieuwe buren.
© voor gedicht Erik Jan Harmens
© voor verslag F. Starik
+