Eenzame uitvaart nummer 206
I.M. G. M.
Begraafplaats St. Barbara, donderdag 11 augustus 2016, 10 uur
Dichter van dienst: Menno Wigman
G. M. werd geboren in Polistena, een klein dorp in de teen van Italië, op 12 december 1942. Hij overleed in het VU-ziekenhuis op 28 juli 2016. Hij bewoonde sinds april een sociale huurwoning in Amsterdam-Noord. Deze driekamerwoning werd op 29 februari door Stadgenoot aangeboden, tegen een huurprijs van ruim zeshonderd euro. Wachttijdindicatie vanaf tien jaar. De Dienst heeft de woning bezocht, helemaal leeg, kale vloeren, geen behang, er was alleen een slaapkamertje in gebruik. In het ziekenhuis had hij geen contactpersonen opgegeven, er is geen telefoon of een adresboekje gevonden – volgens het bevolkingsregister is er geen familie in Amsterdam. Het Italiaanse consulaat geeft niet thuis. Google levert niets op, behalve het huis dat hij recent betrok, gezien de opgegeven wachttijd daarvoor moet hij al jaren in Amsterdam gewoond of verbleven hebben. Je staat er nog van te kijken hoeveel ambulances er met spoed naar zijn straat zijn uitgereden, maar ik vind geen meldingen die in de tijdspanne past tussen dat hij zijn intrek in zijn woning nam en de dag dat hij in het ziekenhuis is overleden.
Meer kom ik niet te weten. Het wordt donderdag, het regent reddeloos en droef, ik fiets met Menno naar de begraafplaats. Menno met een pet op, ik met een paraplu. We zijn ruim op tijd. Al spoedig arriveert de meneer die al door Van Bokhoven was aangekondigd, Bert Lever, van de stichting Terebinth, voor Funerair Erfgoed, hij overhandigt me zijn kaartje. Menno vraagt naar de betekenis van Terebinth, een woord dat hem al heel lang gefascineerd heeft, en mij ook. Het blijkt een soort boom te wezen.
Een boom die dikwijls in de Bijbel wordt genoemd, zo zoek ik later op, toch nieuwsgierig geworden. De meneer vraagt of hij hier van een toilet gebruik kan maken, hij heeft twee uur gereisd om hier een eenzame uitvaart bij te wonen. De uitvaartleider wijst hem de weg. Sinds de verbouwing van de aula is voltooid is het toilet in de zaal zelf gelegen, de keuken in de koffiekamer is uitgebreid. Er staat nu een afwasmachine op de plek waar vroeger het toilet was. De lijkwagen arriveert, de baar wordt naar binnen gereden, we wachten de komst van de heren Kiewik en Van Bokhoven af. Als ons gezelschap compleet is kunnen we naar binnen, het is mooi geworden, stemmig grijze stoelen hebben de kerkbankjes vervangen, het glas in lood raam is in een strakke lijst gezet, ja, dat is ook fijn. En de muziekinstallatie klinkt kraakhelder. Goed geluid. In de nieuwe installatie kun je nu ook usb-sticks kwijt. Onthouden. Geen cd’s meer nodig.
Menno heeft Debussy meegenomen, La fille aux cheveux de lin. In een uitvoering met harp en hobo – doorgaans wordt het stuk op de piano vertolkt, er bestaan ook uitvoeringen met viool, zelfs hele orkesten. Maar we beginnen met Antonio Il Verso, Lasciatemi morire. De uitvaartleider komt naar voren, maar pas nadat Menno en ik allebei hebben omgekeken, of hij nog wat gaat zeggen of niet. We hebben van tevoren iets afgesproken, kennelijk kan niemand zich herinneren wat precies. Ik geloof eigenlijk dat hij zich nog altijd aan de aanwezigheid van de dichters ergert, dat het allemaal van zijn dienst afgaat. Enerzijds geeft hij zich over: ’Zeggen jullie het maar, wil je nog dat ik je aankondig of ehm, moet ik nog iets zeggen,’ en anderzijds volgt daar dan weer op: ‘Dat je me straks niet van luiheid gaat betichten.’ Menno antwoordt dat hij een klein inleidinkje bij het gedicht gemaakt heeft, dat er verder over onze M. niet veel te vertellen valt. ‘Ik weet ook niks,’ antwoordt hij, ‘dus ik kondig je alleen aan,’ en daarna schrijft hij Menno’s naam op de papieren die hij bij zich draagt – ik weet het nog goed. Enfin. Hij komt naar voren, buigt voor de kist en noemt Menno’s naam. Wigman treedt naar voren nadat de uitvaartleider teruggetreden is, buigt eveneens voor de dode, vertelt in extenso en als het ware zijn gedicht in proza vast vooruit. Goed gedaan. Zo bereid je de luisteraar vast voor op wat straks komen gaat, dat het allemaal gesnapt ende begrepen gaat worden.
Gestript gedicht
I.M. G. M. (12 december 1942-28 juli 2016)
En als het huis gereed is komt de dood.
Die woorden, lang geleden god weet waar gelezen,
spookten ooit dagenlang door mijn hoofd,
ik was verhuisd, stond maar te schilderen,
het werk kwam af, de dood bleef uit.Ook u betrok een gloednieuw huis.
De vloeren, zegt men, liet u kaal.
De wanden bleven ongestript.
Alleen de slaapkamer was in gebruik.
Daar bent u verder in uzelf verhuisd.Het huis kwam niet gereed. Toch kwam het eind.
U was een mens. Heeft onverlet geleefd.
Wie had uw wanden moeten verven?
Wie had u woorden kunnen geven, warmte, licht?
De dunne schaamte. Dit gestript gedicht.
Menno vouwt zijn gedicht in vieren, ofschoon hij een envelop die om driemaal vouwen vraagt heeft meegenomen, sluit zijn gedicht erin, vouwt het stevig dicht, legt het op de kist, slaat een haastig kruis, neemt weer plaats in de slechts marginaal in zitcomfort verbeterde stoelen. Vanaf mijn zitplaats, op rechts, kan ik gedeeltelijk in het muziekkamertje kijken, de deur staat open, het gordijn is niet helemaal gesloten. Op de verwarming bij het raam zie ik een felrode plastic stoffer liggen, op de rouwgroene verwarming, voor even de gestalte van de beheerder, als hij controleert of muziek nummer twee kan worden ingestart. En drie. Meditation de Thais, van Jules Massenet. (Met excuus voor het ontbreken van danwel vervormd weergegeven leestekens, die eeuwige comptabiliteitsproblemen.)
Het is allemaal geklaag in de marge. Iets leuks schrijven over waar niks leuk aan is. Je bent 74 jaar oud en je bent dood. En niemand bekommert zich erom. Er zijn een paar mensen van de administratie gekomen, dat is dat. Met de lijkwagen mee kwam de blauwe sporttas mee, waarin de laatste spullen zaten, die je naar het ziekenhuis hebt meegebracht.
Het regende nog steeds, toen we je ten laatste hebben weggebracht. We hebben nog best lang in de regen gestaan, op aanwijzing van de uitvaartleider, die zijn eigen paraplu had meegebracht. Dat had ik ook gedaan. Afwisselend bood ik onderdak aan Van Bokhoven en Wigman. We hebben allemaal een kletsnat schepje zand geworpen op de kletsnatte brief, die de dichter je naliet.
© voor gedicht: Menno Wigman
© voor verslag: F. Starik